Dit hoofdstuk beschrijft vignetten over een thema. Aan de orde komen onder andere hechting bij een adoptiegeschiedenis, afscheid nemen aan het eind van een therapie, de ontwikkeling van autonomie bij de cliënt, zingevingsvragen, het verband tussen hechting, identiteit en zelfbeeld, overdracht en tegenoverdracht. Ook het omgaan met en het uiten van emoties komt aan bod; hierbij kunnen ‘draadpopjes’ een nuttig hulpmiddel zijn. De lichaamsdelen van het popje corresponderen met de drie belangrijkste psychologische functies namelijk; denken (hoofd), voelen (hart), doen = gedrag (benen); deze drie zouden in evenwicht moeten zijn. Andere therapeutische oefeningen en metaforen die worden besproken, zijn: de appeloefening, de ‘De mand van zelfvertrouwen’, ‘De complimentendoos’. Bij het werken met gestructureerde groepen moeten de therapeuten behalve een grondige kennis van het inhoudelijke programma en het doel van de groep, van alle deelnemers een concreet behandelplan in hun hoofd en bij de hand hebben.