Van de Weg FB, Van der Windt DAWM, Winters JC. Wel of geen injectietherapie bij schouderaandoeningen? Een systematisch literatuuronderzoek. Huisarts Wet 2004;47(4):178-83.
Doel In een systematische review onderzoeken of injectietherapie en andere gangbare interventies bij schouderklachten rationeel en effectief zijn. Speciale aandacht werd besteed aan de relevantie van beschikbaar onderzoek voor de huisartsenpraktijk.
Methode Door een search in 7 databases werden randomised controlled trials (RCT's) van 1980 tot 1 februari 2003 opgespoord. Bij de methodologische beoordeling aan de hand van een 17-punts checklist kenden we punten toe aan items die kenmerken beschrijven van interne validiteit, generaliseerbaarheid en statistische power. Bewijs voor de effectiviteit van corticosteroïdinjecties werd samengevat door middel van een best-evidencesynthese.
Resultaten We sloten 25 RCT's in. De kwaliteit van het onderzoek is in de afgelopen 20 jaar geleidelijk toegenomen. Slechts 5 RCT's behalen 13 punten of meer; drie hiervan zijn afkomstig uit een eerstelijnspopulatie. Op basis van de best-evidencesynthese concluderen wij dat er een sterk bewijs is dat corticosteroïdinjecties op korte termijn effectiever zijn dan fysiotherapie in een eerstelijnspopulatie. Er is geen eenduidig bewijs dat corticosteroïdinjecties effectiever zijn dan placebo of medicatie.
Beschouwing Het empirisch bewijs voor de effectiviteit van injectietherapie is, zeker op de lange termijn, beperkt. Op grond van de bewezen kortetermijneffecten kan het rationeel zijn injectie(s) te geven. De patiënt moet dan goed geïnformeerd worden over de kans van slagen, de mogelijke bijwerkingen en de Bohn Stafleu van Loghumheid met de langetermijneffecten.