Ten opzichte van andere diersoorten heeft de mens unieke sociale eigenschappen. Wij zijn in staat om ons te hechten, om te delen, om samen te werken, om positieve sociale relaties aan te gaan en om conflicten te begrijpen. Dit heeft de mens vele evolutionaire voordelen opgeleverd en geeft tot op de dag van vandaag vorm aan onze samenleving. In de afgelopen decennia heeft het onderzoek naar de neurowetenschappelijke basis van deze sociale eigenschappen een vlucht genomen. Er is een schat aan kennis opgebouwd over de noodzakelijke hersenfuncties voor optimaal sociaal functioneren, zoals emotie- en gezichtsherkenning, empathie, perspectief nemen (
theory of mind (ToM)) en reflectieve processen (metacognitie). Ook is in kaart gebracht welke hersennetwerken betrokken zijn bij deze functies en hoe beschadigingen aan die netwerken het sociaal functioneren kan beperken [
1]. De grootste uitdaging binnen dit onderzoeksveld is misschien wel de ontwikkeling van sensitieve en (ecologisch) valide meetinstrumenten. Want sociale eigenschappen kunnen intuïtief haarfijn worden aangevoeld, maar zijn uitermate lastig om te operationaliseren in onderzoek. Ook op dit vlak staat het onderzoek niet stil en worden er steeds betere tests ontwikkeld. In dit en het volgende nummer besteedt
Neuropraxis uitgebreid aandacht aan het thema ‘het sociale brein’. In een selectie van artikelen verdeeld over beide nummers komen de verschillende hersenfuncties en -netwerken aan bod die betrokken zijn bij menselijke sociale eigenschappen, zowel de normale als de gestoorde. Doordat de artikelen geschreven zijn door neurowetenschappers vanuit verschillende disciplines, komen verschillende paradigma’s en meetinstrumenten aan de orde. …