Hoewel hoesten op zichzelf een nuttig en zelfs noodzakelijk verschijnsel is, kan het door de frequentie of ernst zo hinderlijk worden dat hiervoor medische hulp wordt gezocht. Ook bij de mensen die zich tot de arts wenden, betreft het meestal een kortdurende, vanzelf genezende aandoening.
Het is onjuist te veronderstellen dat alle hoestklachten op een infectie berusten. Waarschijnlijk speelt hyperreactiviteit van de bovenste of onderste luchtwegen een veel belangrijkere rol dan tot nu toe vermoed, ook bij mensen die niet allergisch zijn. Vooral bij langer durende klachten is het zinvol de diagnostiek verder uit te breiden en aandacht te besteden aan de aanwezigheid van astma, hyperreactiviteit, COPD of allergische rinitis.
Bij ouderen en forse rokers is het van belang een longcarcinoom in de differentiële diagnose op te nemen, hoewel de kans erop klein is indien alleen hoestklachten aanwezig zijn. Aandacht voor het rookgedrag is uit preventief oogpunt bij alle (mee)rokende hoesters van belang en verlangt een actieve rol met betrekking tot een stoppen-met-roken-interventie van de arts.
De diagnose bij chronisch hoesten kan in een groot aantal gevallen worden gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Longfunctieonderzoek voegt meestal weinig toe aan de diagnostiek, maar is wel zinvol omdat het inzicht geeft in de ernst van de obstructie en de prognose.
Het verrichten van complex aanvullend onderzoek is zelden noodzakelijk en alleen zinvol bij verdenking op een ernstige infectie, interstitiële longafwijkingen of een maligniteit als oorzaak van het hoesten.