Evenals in andere sectoren van gezondheidszorg en welzijnswerk is in de praktijk van zorgverlening aan mensen met een verstandelijke beperking de afgelopen jaren steeds meer aandacht ontstaan voor het werken met ‘levensverhalen’ en ‘levensboeken’. De narratieve benadering in zorgverlening maakt deel uit van een sinds enkele decennia opkomende stroming, waarin (levens)verhalen worden beschouwd als belangrijke toegangsweg tot kennis in de mens- en cultuurwetenschappen. In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is de narratieve benadering met name ingezet om zorgvragers beter te leren kennen in hun unieke identiteit, in hun eigen sociale context en in hun eigen wijzen van zinervaring en zingeving. Dat moet leiden tot een adequatere afstemming van zorgverleners en zorgaanbod op het eigen karakter en de unieke leefstijl van de zorgvrager. Het verwerven van dergelijke kennis is moeilijk, omdat een verstandelijke beperking het zorgvragers in veel gevallen onmogelijk maakt zich een samenhangend beeld te vormen van het eigen leven en van de betekenissen die voor hun leven bepalend zijn. Ook kunnen zij zich daarover moeilijk of helemaal niet uiten. De grote discontinuïteit in personen die kenmerkend is voor de huidige zorgcultuur brengt dan ook het gevaar mee dat levensverhalen van zorgvragers verloren raken. Ook familieleden, die voor de zorgverlener vaak onzichtbaar zijn, zijn zich nauwelijks bewust van hun rol als hoeders van het levensverhaal van hun gehandicapte familielid. In een psychotherapeutische context worden levensverhalen gebruikt om hiaten in het leven te herstellen, in deze context gaat het er vaak om het levensverhaal tevoorschijn te brengen, te bewaren en te behoeden. Bovendien kan de toenemende adhesie voor deze benadering onder zorgverleners en zorgvragers beschouwd worden als een ethisch gemotiveerde reactie op de bedrijfsmatige rationaliteit die zorgverlening reduceert tot een arrangement van meetbare en calculeerbare verrichtingen.