Een verpleegkundige kan op heel verschillende manieren met een groep werken. Tijdens de opleiding leren studenten de basisprincipes. In de praktijk leren ze daar flexibel mee te werken, zonder het methodisch proces uit het oog te verliezen.
De verpleegkundige kiest werkvormen die passen bij de doelgroep en die geschikt zijn voor het doel van de voorlichting. Afhankelijk daarvan kiest zij ook een passende rol als begeleider: meer initiërend en sturend of meer begeleidend. Veelgebruikte vormen zijn: presentatie, groepsgesprek, demonstratie, oefening, spelen van situaties en uitvoeren van opdrachten. Elke vorm heeft zijn mogelijkheden en beperkingen. Eén werkvorm is vaak geschikt voor één of enkele stappen van gedragsverandering. Voor andere stappen zijn dan weer andere werkvormen nodig.
Bij alle werkvormen is een goede introductie nodig over de werkwijze en het doel. Verder draagt de verpleegkundige er zorg voor dat er een prettige sfeer kan ontstaan, waarin deelnemers zich veilig weten. De verpleegkundige stimuleert, begeleidt en bewaakt het verloop van de uitvoering van een werkvorm. Daarbij heeft zij oog voor het individu én de groep, het proces én de uitkomst.