Ontwerpen van een voorlichtingsprogramma begint met het bepalen van een doelgroep en een doel. De doelgroep bestaat uit een afgebakende groep mensen die je wilt bereiken. Als een doelgroep niet voldoende homogeen is, kan de groep opgesplitst worden in subdoelgroepen (segmentatie).
Doelen duiden een beoogd eind- of tussenresultaat aan. Het kan helpen om te werken met algemene doelstellingen en specifieke doelen. Het resultaat moet meetbaar zijn.
Als de doelgroep en het doel vaststaan, volgt de interventiekeuze. Als er geen bruikbare programma’s zijn, is een (gedeeltelijk) nieuw programma nodig. Meestal bestaat een programma uit een combinatie van activiteiten, waarin verschillende effectieve elementen gebruikt worden. De combinatie is gericht op de te beïnvloeden determinanten.
Voorlichtingsmateriaal moet geschikt zijn voor de doelgroep, het doel en de boodschap. Gebruik van bestaand materiaal scheelt tijd en kosten. Ontwikkelen van materiaal is vakwerk en vereist een pretestfase bij de doelgroep.
Bij de meeste voorlichtingsactiviteiten vindt een procesevaluatie plaats. Effectevaluatie vereist een meetbare doelstelling en een voor- en nameting. Dat is in de praktijk wenselijk, maar niet altijd haalbaar.
Implementatie is het inbedden van voorlichting in een organisatie en/of in reguliere activiteiten. Implementeren vraagt vanaf de start van de programmaontwikkeling aandacht.
Een voorlichtingsprogramma vraagt om een goede planning, vanaf het begin. Een draaiboek is daarbij een bruikbaar hulpmiddel. Evaluatie en afspraken over de uitvoering zijn nodig om de kwaliteit te borgen.