Een kind dat ons niet aankijkt tijdens het diagnostisch onderzoek, een kind dat geen ‘contactgroei’ vertoont, ook niet bij het tweede en derde gesprek, een kind dat boos en afwerend reageert, een kind dat niet bij zijn moeder weg durft. Al deze kinderen riskeren een psychiatrische diagnose of een DSM-classificatie. Vreemd genoeg houden we maar zelden rekening met onze eigen bijdrage aan de reacties van het kind. Kinderen die geen contact met ons aangaan, kinderen die zich bozig gedragen, kinderen die agressief zijn hebben een psychische stoornis. Dit geldt des temeer voor kinderen die opgenomen zijn. Het is bekend dat agressiviteit in klinieken vaak voorkomt. Meestal wordt dit slechts gezien als een bevestiging van de juistheid van de beslissing tot opname. Hoewel wij allen het biopsychosociale model ter verklaring van psychische stoornissen aanhangen, houden we ons vooral bezig met het biopsychogedeelte en speelt het sociale slechts een rol voor zover het de buurt, de sociale klasse en relaties met ouders, met school en met vriendjes betreft. Wijzelf blijven buiten schot (wanneer de behandeling geslaagd is, blijkt opeens onze rol vrij groot, maar dat terzijde). Onze invloed op het gedrag van het kind kan kennelijk alleen maar gunstige gevolgen hebben.