Achtergrond: Gezien de beperkte beschikbaarheid van effectieve behandeling voor patienten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) in Nederland werd in deze studie nagegaan onder welke voorwaarden cognitieve gedragstherapie (CGT) voor CVS succesvol geïmplementeerd kan worden in een GGZ instelling. Methode: Om een implementatieproject en de evaluatie daarvan te realiseren werden diverse informatieve en educatieve interventies uitgevoerd onder gedragstherapeuten van de instelling en onder huisartsen en cliënten in de betreffende regio. De effecten van deze interventies werden gemeten en geëvalueerd met behulp van cliëntinstroom gegevens, telefonische enquêtes, gevalideerde klachtenlijsten voor en na behandeling en halfgestructureerde interviews onder de therapeuten. Op basis van de resultaten hiervan werden voorwaarden geformuleerd voor succesvolle vervolgimplementatie. Resultaten: Er werden voldoende CVS-cliënten met de juiste diagnose verwezen naar de instelling om de behandeling te kunnen implementeren. Herhaalde informatieverstrekking aan verwijzers bleek nodig om de instroom op peil te houden. CVS-cliënten accepteerden verwijzing naar de GGZ in voldoende mate en de GGZ instelling bleek in staat om CVS-cliënten adequaat te behandelen, mits zij gemotiveerd waren voor behandeling. Er waren ook problemen. Zo was de uitval van getrainde therapeuten hoog waardoor extra trainingen gegeven moesten worden en de doorstroom vertraagd werd. Ook de uitval van cliënten was hoog, wat vooral het gevolg leek van lange wachttijden en onvoldoende motivatie bij sommige cliënten. Conclusie en discussie: Onder omschreven voorwaarden kan CGT voor CVS succesvol worden geïmplementeerd in een GGZ instelling. Nu bekend is welke problemen bij de proefimplementatie het meest hardnekkig zijn, kan daar bij vervolgimplementatie vooraf op worden ingespeeld. Of de GGZ instelling ook op langere termijn in staat is deze behandeling op acceptabel niveau te blijven aanbieden is vooralsnog onzeker.