De stollingsfunctie van het bloed is van levensbelang. Het is een belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam. Bloedstolling voorkomt bloedverlies en verhindert het binnendringen van micro-organismen bij beschadigingen van huid en slijmvliezen. Bloedstolling binnen het vaatstelsel (trombose) levert echter gevaar op als daardoor bloedvaten worden afgesloten. We onderscheiden veneuze trombose (stolsel in een ader zoals bij longembolie) en arteriële trombose (stolsel in een slagader zoals bij een hartinfarct). Antistollingsmiddelen worden gebruikt om een dreigende, inwendige stolling te voorkomen of – als de stolling al is opgetreden – die te behandelen. Antitrombotica is een verzamelnaam voor stoffen die de bloedstolling kunnen verminderen. Trombocytenaggregatieremmers beïnvloeden vooral de hechting van de bloedplaatjes aan de vaatwand. Vitamine K-antagonisten remmen de aanmaak van protrombine. Zij geven wel vaak een interactie met andere geneesmiddelen. Naast deze twee groepen zijn er nog direct werkende anticoagulantia en heparines.