Analyse van alle door tuchtcolleges gegrond verklaarde klachten in de periode 1997–2007 die gerelateerd zijn aan de huisartsenposten (HAP) toont aan dat de oorzaak van het handelen dat aan de HAP-arts wordt verweten grotendeels kan worden toegeschreven aan het tekortschieten in professioneel handelen en niet aan de werkwijze en organisatiestructuur van de HAP. In de gevallen waarin wel direct of indirect verband met de HAP kon worden vastgesteld, blijkt dat een belangrijk deel betrekking heeft op de organisatorische tekortkomingen en met name de verantwoordelijkheidsverdeling tussen HAP-arts en triagist en de wijze waarop de triagist haar taak vervult. Meer nog dan in de algemene huisartsenpraktijk is het bij de HAP van belang om aandacht te besteden aan afspraken over taak-en verantwoordelijkheidsverdeling tussen HAP-arts en triagist en de controle daarop door de HAP-arts. Dit pleit voor de invoering van een zogenaamde telefoon-of regiearts op elke HAP.