De klinische presentatie van de patiënt met ritmestoornissen kan heel divers zijn, van klachtenvrij tot aan reanimatiebehoeftig. Atriale ritmestoornissen zijn minder bedreigend voor de hemodynamiek dan ventriculaire ritmestoornissen, maar kunnen wel degelijk beperkend of zelfs bedreigend zijn. Ventriculaire ritmestoornissen zijn vaker acuut bedreigend en ontstaan vaak vanuit een ernstige onderliggende pathologie. De elektrofysiologie is het specialisme dat zich bezighoudt met ritme- en geleidingstoornissen; door middel van elektrofysiologisch onderzoek kan een ritmestoornis uitgelokt en gediagnosticeerd worden. Een katheterablatie kan voorkomen dat de ritmestoornis opnieuw ontstaat. Indien de oorzaak van een ventriculaire ritmestoornis niet weggenomen kan worden, kan een implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD) de ritmestoornis snel termineren door een schok toe te dienen. Geleidingsstoornissen kunnen ervoor zorgen dat de prikkels vanuit de sinusknoop niet goed worden doorgegeven naar de ventrikels, waardoor er minder of zelfs geen ventriculaire contracties zijn. Een pacemaker kan ervoor zorgen dat de prikkels alsnog op de hartspier aankomen waardoor het hartritme herstelt. Een speciale pacemaker met cardiale resychronisatietherapie kan de pompfunctie van het hart ondersteunen.