Hoe schrijf je over een beweging met zoveel gezichten als de Nederlandse vrouwenhulpverleningsbeweging? Is het een verhaal van heldinnen die het schijnbaar onmogelijke voor elkaar kregen – sekseverschil een plaats geven in de gezondheidszorg? Of vertel je van nieuwkomers in therapeutische professies die er in slagen zich naar binnen te vechten? Maak je een feitenrelaas, en wordt het een verhaal van kleine stapjes en cruciale mijlpalen: de erkenning, de vestiging van een eigen infrastructuur, de integratieprojecten en de grenzen aan integratie? Vertel je een verhaal over feministische idealen die gerealiseerd worden of een verhaal over de teleurstelling die volgde op verdamping van de vernieuwingsvoorstellen? Stel je de politieke context en sociaal-economische structuren centraal waarin de opkomst van het ‘product’ vrouwenhulpverlening (
Vhv
) alleen al uit het oogpunt van marktwerking onvermijdelijk lijkt, maar de neergang ook? Wij denken dat de hoofdstukken in dit boek laten zien dat al deze facetten samen recht doen aan de veelzijdige geschiedenis van de vrouwenhulpverlening. Op grond van de gepresenteerde geschiedenissen biedt dit slothoofdstuk vier dwarsdoorsnedes aan de hand van de volgende vragen: (1) Wat is er te zeggen over de vrouwen die vorm gaven aan de
Vhv
-beweging; (2) Hoe verliep de samenwerking binnen de beweging; (3) Hoe was de relatie met vrouwenstudies? (4) Hoe is de integratie (mainstreaming) verlopen? We sluiten af met wat wij zien als de ‘erfenis’ van de vrouwenhulpverlening: de verkenning van drie dilemma's waarmee iedereen die de gezondheidszorg kritisch wil hervormen te maken krijgt.