Gedragseconomen onderzoeken waarom mensen zich vaak niet laten leiden door hun eigen doel, maar door hun omgeving. Zij onderzoeken bijvoorbeeld gedragsverandering, zoals leefstijlaanpassing bij diabetes. Het blijkt dat diverse psychologische en sociologische fenomenen invloed hebben op gedragsverandering. Dat kan zowel positief als negatief uitpakken. Ten eerste vraagt leefstijlverandering van de patiënt op korte termijn inspanning, maar het levert pas op lange termijn beloning op: het kortetermijn-langetermijndilemma. Zeker voor diabetespatiënten zonder klachten is de tegenstelling tussen hoe zij zich voelen en de noodzaak van leefstijlverandering groot.
Ten tweede houden mensen vast aan het bekende. Hun bewuste keuzeproces is uitgeschakeld door een gewoontelus: een automatische opeenvolging van signaal, routine en beloning. Door nieuwe gewoonten aan te leren, of een nieuwe routine bij een bekend signaal, kunnen zij dit automatisme doorbreken. De bewuste gedragsverandering die de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 voorstaat, gaat uit van eigen verantwoordelijkheid, bewustwording van de risico’s van de ziekte, en persoonlijke motivatie. Let daarbij op drie barrières. (1) De zelfcontrole kan uitgeput raken (egodepletie). (2) Risicobewustzijn loopt vaak gevaar door overmatig optimisme. (3) Als jij te veel ‘positieve dwang’ uitoefent en te veel het initiatief neemt, maak je je patiënt passief. Als motivatie en initiatief uit hemzelf komen, houdt je patiënt leefstijlaanpassingen langer vol.
Onbewuste fenomenen kunnen invloed hebben op gedragsverandering, zowel positief als negatief. Verliesaversie (afkeer van gezondheidsverlies) creëert een schokeffect dat patiënten tijdelijk motiveert. Selectieve perceptie zorgt ervoor dat patiënten de realiteit van de ziekte niet kunnen of willen zien. Framing kan de behandeling ondersteunen of tegenwerken: door aspecten van leefstijlaanpassing positief of negatief uit te lichten. Zowel de sociale als de fysieke omgeving van patiënten is van invloed op hun leefstijl. Benut de onbewuste fenomenen om je patiënt positief te beïnvloeden. Je kunt daarbij gebruikmaken van subtiele interventies, nudges, die het gedrag van patiënten positief veranderen zonder dat je het eigen initiatief van je patiënt ondermijnt.