Iedere zorgprofessional, en zeker iedere huisarts, heeft te maken met ketenzorg. Met ketenzorg wordt onder andere beoogd de afstemming tussen zorgprofessionals te verbeteren. Deze professionals hebben zich de afgelopen decennia steeds meer gespecialiseerd in een bepaalde behandeling of activiteit, maar hun patiënten knippen hun zorgvraag niet op in allerlei onderdelen. Zij willen een oplossing voor hun problemen in het dagelijks functioneren en streven naar kwaliteit van leven. Als professionals onvoldoende samenwerken en hun activiteiten niet goed op elkaar afstemmen, loopt de kwaliteit van zorg gevaar. Op onderdelen kan de kwaliteit van zorg wel goed zijn, maar dat betekent nog niet dat patiënten een verbetering of behoud van de kwaliteit van leven ervaren. Ketenzorg kan bijdragen aan verbeteringen op dit gebied. Bovendien is de verwachting dat ketenzorg ook kan bijdragen aan kostenbeheersing in de zorg, aangezien beter afgestemde zorg zowel een effectievere als efficiëntere zorg impliceert.
Ketenzorg is vooral van toepassing bij chronisch zieken. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat vooral de huisarts hierbij een cruciale rol speelt, aangezien bij chronisch zieken verreweg de meeste behandelingen en de meeste zorg in de eerste lijn plaatsvinden. Wat die rol bij ketenzorg precies inhoudt, varieert per huisarts; daarnaast variëren de wijze waarop deze samenwerkt met andere zorgaanbieders en de regionale situatie. Los van de exacte invulling hiervan staat vast dat ketenzorg in elke huisartsenpraktijk een steeds grotere rol zal gaan spelen en dat deze zorgvorm grote gevolgen heeft voor de inhoud en organisatie van de zorg.
In dit hoofdstuk wordt eerst verder ingegaan op het concept ‘ketenzorg’ (paragraaf 18.1). Daarna worden in paragraaf 18.2 de belangrijkste consequenties van ketenzorg voor de huisartsenpraktijk beschreven: op het gebied van de zorginhoud (paragraaf 18.2.1), de afstemming (paragraaf 18.2.2), de rol van de patiënt (paragraaf 18.2.3), de financiering (paragraaf 18.2.4) en de organisatie van de praktijk (paragraaf 18.2.5).