In elke groep bestaan regels die bepalen welk gedrag goed of fout, beleefd of onbeleefd, toegestaan of verboden, gewenst of ongewenst is. Ze geven aan welk gedrag in deze groep normaal of abnormaal gevonden wordt. Deze regels heten normen. Groepsnormen zijn (doorgaans onuitgesproken) gedragsregels die voor ieder in de groep gelden. Overtreding van de groepsnormen wordt meestal opgemerkt en door de groep afgekeurd. Normen vergemakkelijken het samenwerken en de omgang met elkaar in de groep, omdat ieder weet wat hij van de andere groepsleden mag verwachten en wat er van hem verwacht wordt. Groepen oefenen een actieve druk uit op de leden om zich te conformeren aan de groepsnormen die ze ontwikkeld hebben. Dit is een van de belangrijkste redenen voor conformiteit en uniformiteit in groepen. In dit hoofdstuk gaan we voorts in op het verschil tussen normen en rollen en op de functies van groepsnormen. Tot slot bespreken we twee vormen van normregulering: positieve en negatieve.