Op 1 maart 1996 is de Wulbz van kracht geworden als landelijke maatregel om de ziekteverzuimlasten bij de werkgever te leggen met behulp van een loondoorbetalingsplicht bij ziekte gedurende het eerste ziektejaar. Als uitzonderingen hierop zijn vangnetgevallen benoemd, waaronder vrouwen die uitvallen door ziekte als gevolg van zwangerschap of bevalling.
In dit artikel wordt de vraag onderzocht of er sedert de invoering van de Wulbz per 1 maart 1996 meer ziekte als gevolg van zwangerschap of bevalling geclaimd en toegekend is in het bedrijfsleven dan verwacht mag worden op grond van de groei van het aantal vrouwelijke werknemers en het aantal zwangerschappen in die groep.
Hiertoe is onderzoek uitgevoerd naar het aantal geboorten in de vrouwelijke beroepsbevolking en het daaruit te verwachten aantal meldingen van zwangerschap. Vervolgens is het daadwerkelijke aantal verzuimmeldingen onderzocht, dat bij de UVI en uiteindelijk het Lisv is geregistreerd.
Het blijkt dat het aantal beëindigde gevallen van ziekte als gevolg van zwangerschap of bevalling relatief afneemt tot 1996 en vervolgens weer relatief toeneemt ten opzichte van de gemelde zwangerschappen. Statistisch kan er niet gesproken worden van een trendbreuk rondom 1996. De Wulbz heeft dus niet aantoonbaar geleid tot een toename van verzuim dat wordt toegeschreven aan zwangerschap of bevalling.