Het lichaamsgewicht en de body mass index nemen gemiddeld tijdens het leven toe tot de leeftijd van 70 à 80 jaar, waarna zij weer afnemen. Bij veroudering vindt ook een herverdeling van het lichaamsvet plaats en infiltratie van vetweefsel in diverse organen. Dit laatste kan het functioneren van die organen negatief beïnvloeden.
Veelgebruikte (en eenvoudig te hanteren) lichaamsmaten voor het bepalen van onder- of overgewicht zijn: het lichaamsgewicht, de lichaamslengte, de BMI, de verandering in lichaamsgewicht, de middelomtrek en de armomtrek.
Ondergewicht en ondervoeding bij ouderen zijn geassocieerd met een langer verblijf in het ziekenhuis, een slechtere wondgenezing, decubitus, een lagere spierkracht, lichamelijke beperkingen en vroegtijdig overlijden. Ook ernstig overgewicht (obesitas) geeft bij ouderen een duidelijk verhoogd risico op diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, (gewrichts)pijn, lichamelijke beperkingen en vroegtijdig overlijden. In absolute en relatieve zin is overgewicht een groter probleem bij Nederlandse ouderen dan ondervoeding.