Wat hun voedingspatroon betreft zijn ouderen vergelijkbaar met de rest van de Nederlandse bevolking. Ook zij eten meer ongezonde vetzuren en zout en minder volkorenproducten, fruit en vis dan aanbevolen en te weinig vezels. De meest kwetsbare ouderen hebben een grotere kans op ondervoeding en nutriëntendeficiënties.
Met het ouder worden treden er fysiologische veranderingen op die van invloed zijn op de behoefte aan voedingsstoffen. Door deze veranderingen in lichaamssamenstelling daalt de ruststofwisseling, wat samen met de verminderde lichaamsinspanning de belangrijkste oorzaak is voor – gemiddeld genomen – een afnemende energiebehoefte met het stijgen der jaren. Door een verminderde nierfunctie, een afgenomen dorstgevoel en een verhoogde doorlaatbaarheid van de huid wordt de oudere mens gevoeliger voor dehydratie.
Naast de energie- en eiwitinname vormen de vitamine D-voorziening en de vitamine B12-status specifieke aandachtspunten binnen de voeding van de ogenschijnlijk gezonde ouderen. Specifieke nutriënttekorten, zoals van vitamine D of vitamine B12, kunnen gericht met een supplement worden behandeld.
Het eten van een voldoende en gevarieerde voeding verkleint de kans op voedingsproblemen op latere leeftijd. Daar ligt dus ook de belangrijkste uitdaging voor alle zorgverleners.