Goed kunnen blijven lopen is een groot goed voor de meeste ouderen. Een afgenomen mobiliteit kan veel gevolgen hebben, van een verhoogd valgevaar tot depressie en verminderde kwaliteit van leven. Vaak zijn mobiliteitsstoornissen bij ouderen chronisch, maar ze kunnen soms ook afnemen of verdwijnen door behandeling.
Van de 65-plussers valt een derde één keer per jaar en de helft vaker. De meeste valpartijen vinden plaats in en rondom het huis. Van de vallers heeft 10% ernstig letsel zoals een heupfractuur. Van de mensen met een heupfractuur overlijdt een kwart binnen één jaar.
Het meten van mobiliteit kan subjectief gebeuren en objectief met observaties en tests. Afhankelijk van het doel van het mobiliteitsonderzoek is het goed een keuze te maken uit alle mogelijke meetmethoden.
Er is vaak geen rechtlijnig verband tussen het verminderd functioneren van orgaansystemen en de mate van mobiliteitsbeperking. Als er meer negatieve factoren van invloed zijn op de mobiliteit dan de oudere aan compensatiemogelijkheden heeft, neemt de mobiliteit af. Doordat de mobiliteit door zoveel factoren wordt beïnvloed, bestaat een adequaat behandelplan veelal ook uit het aanpakken van meerdere factoren tegelijkertijd door een multidisciplinair team.