Het woord monitoring is afgeleid van het Latijnse werkwoord monére, dat letterlijk ‘waarschuwen, vermanen’ betekent en in overdrachtelijke zin ‘letten op … met een speciaal doel’. Hieruit zou men kunnen afleiden dat monitoringapparatuur op een patiënt let, maar niets is minder waar! Het lichaam geeft signalen af die we kunnen waarnemen, zoals de kleur van de huid en de kracht van de polsdruk. Deze signalen geven inzicht in de fysiologie en een combinatie van signalen kan helpen een diagnose te bevestigen of te verwerpen. Onze zintuigen geven slechts een kwalitatieve indruk en een groot aantal signalen kunnen wij zelfs helemaal niet waarnemen. Hiervoor is een systeem (een ‘monitor’) nodig, dat deze signalen waarneembaar maakt. Zo maken elektroden en versterkers de elektrische activiteit van het hart zichtbaar op een beeldscherm. Een transducer, zoals een druktransducer, kan een kwalitatief signaal omzetten in een kwantitatief signaal (bijvoorbeeld elektrisch), dat op een beeldscherm zichtbaar is. Monitoringapparatuur is dus niets anders dan een transducersysteem dat ons als het ware extra zintuigen geeft. De zorgverlener blijft zelf de monitor en zal de (combinatie van) signalen moeten interpreteren om een diagnose te bevestigen of verwerpen.