In dit artikel wordt ingegaan op de verandering in rapportage-eenheden van HbA
1c. Glucose wordt gebonden aan hemoglobine tot uiteindelijk een stabiel glycohemoglobine (HbA
1c) gevormd wordt. De hoeveelheid glycohemoglobine vormt een afspiegeling van de cumulatieve waarde van glucose over de afgelopen 8-12 weken. De huidige HbA
1c-bepalingen worden in sommige landen op verschillende wijzen uitgevoerd, gebaseerd op verschillende referentiemethoden. In 2007 is er door verschillende internationale organisaties van diabetologen (IFCC-ADA-EASD-IDF) consensus bereikt hoe HbA
1c wereldwijd gerapporteerd moet gaan worden te weten: als HbA
1c in nieuwe IFCC-getallen (mmol/mol). Vanaf 6 april 2010 zullen beide getallen dus gerapporteerd worden in mmol/mol en in procenten. Vanaf 1 januari 2011 zullen alleen nog de nieuwe mmol/mol-getallen gerapporteerd worden in Nederland (
www.nieuwediabeteswaarde.nl). De waarde van HbA
1c wordt beïnvloed door de levensduur van een rode bloedcel. Zodra die verandert, dan verandert de glyceringstijd van het hemoglobinemolecuul.
Bij een verkorte levensduur van een rode bloedcel, zoals deze onder meer gevonden kan worden bij hemolytische anemie, HbSS en HbSC, kan een normale HbA1c-uitslag dus toch een verhoging betekenen. Als gevolg van een aanzienlijk bloedverlies kan het percentage reticulocyten omhoog gaan; ook dan is een verlaging in de HbA1c-uitslagen te verwachten. Bij een ferriprieve anemie en splenectomie zal het percentage oude rode bloedcellen toenemen waardoor relatieve verhoging van de HbA1c-uitslag te verwachten is.
Op dit moment is er internationaal een discussie gaande of HbA1c gebruikt kan worden of mogelijk aanvullend gebruikt kan worden om de diagnose diabetes mellitus te stellen.