Onder een ontsporing van de afweer verstaan we een niet-fysiologische, pathologisch toegenomen immuunrespons of toename van cellen van het immuunsysteem. De cellen die bij de ontsporing betrokken zijn, kunnen behoren tot zowel het aangeboren als het verworven immuunsysteem. In feite is er in een normaal individu steeds een balans tussen (de agressiviteit van) een (vreemd) agens zoals een bacterie of virus en de afweerreactie daartegen. De immuunrespons dient daarbij zowel kwalitatief als kwantitatief toegesneden te zijn op de hoeveelheid en agressiviteit (virulentie) van het agens. Bovendien dient deze reactie zelflimiterend te zijn, dat wil zeggen dat deze zodra het agens verwijderd is, terug moet gaan naar een basisniveau van waakzaamheid (surveillance). Bij een ontsporing van het afweersysteem is er een bovenmatige, disproportionele afweerreactie, een reactie die niet stopt nadat het agens verwijderd is. Ook is het mogelijk dat er zelfs een geheel autonome ‘ongevraagde’ en soms progressieve woekering (tumor) van cellen van het immuunsysteem optreedt. In het geval van een ontsporing van B-lymfocyten of T-lymfocyten spreekt men vaak van een ‘lymfoproliferatieve aandoening’ en in het geval van een ontsporing van bloedvormende cellen waaronder de granulocyten en monocyten/macrofagen van een ‘myeloproliferatieve aandoening’. Een duidelijk voorbeeld van een disproportionele afweerreactie is het maligne lymfoom van de maag, dat kan ontstaan uit een ontstekingsreactie na besmetting met de bacterie Helicobacter pylori(zie Verdieping 15.1 en figuur 15.1).