Mediatietherapie kan het beste omschreven worden als ‘het toepassen van operante gedragsveranderingstechnieken via mediatoren, casu quo opvoeders/ouders, om het gedrag van kinderen te modificeren’. De term ‘mediatietherapie’ komt in de angelsaksische literatuur eigenlijk niet voor. Het werken met ouders als mediatoren treft men in de internationale publicaties meestal aan onder ‘(systematic) parent training’, parent- (of soms ook child-)management training’, of nog anders ‘parent behavioral training’. De ouders leren via gedragsmodificatietechnieken primair de consequenties op het operante gedrag van hun kinderen te veranderen. Dit noodzaakt hen hun eigen gedrag als opvoeders (in concreto: hun reacties op het gedrag van hun kind) te veranderen. Daarnaast worden de interventies gericht op de manier waarop ouders zich tot hun kinderen richten: hun wijze van verzoeken, opdragen of bevelen. Met andere woorden: het gaat om modificatie van de antecedente variabelen, met als doel om ouders te leren hoe ze ongewenst gedrag kunnen voorkomen en gewenste gedragingen aan het kind kunnen ontlokken. In dat geval gaat het erom hun (‘proactief’) opvoedersgedrag (op kindgedrag) effectiever te maken. De ouder-kindinteractie wordt immers niet alleen bepaald door het instrumentele of operante gedrag van het kind. Ook het gedrag van de ouder heeft invloed op de wijze waarop het kind zich gedraagt. Zowel pro-als reactief opvoedersgedrag kan via de ABC-analyses met de ouders besproken worden. Zelfs als het gedrag van hun kind niet is aangeleerd, maar meer een kwestie van aanleg is (zoals bij ADHD) of een fysieke handicap (zoals bij diabetes), kunnen ouders middels het toepassen van leerprincipes de anderszins moeilijke gezinssituaties toch positief beïnvloeden.