De kloof tussen klinisch onderzoek en de praktijk vormt een grote uitdaging voor opleiders in de GGZ. Karam en Sprenkle gaan in op deze problematiek vanuit het perspectief van relatie- en gezinstherapeuten. In plaats van een scientist-practitioner benadering pleiten zij voor een research-informed benadering. Dit laatste model is meer gericht op het integreren van bestaande kennis in de klinische praktijk en minder op het leren doen van oorspronkelijk wetenschappelijk onderzoek dat nieuwe kennis oplevert. Volgens de auteurs moeten goede research-informed gewoonten al vroeg in de opleiding van GGZ-professionals worden ontwikkeld. Als richtlijn geven zij daarvoor tien principes:
a)
Maak duidelijk hoe onderzoek heeft bijgedragen aan de ontplooiing van de eigen klinische activiteiten en professionele ontwikkeling van docenten.
b)
Laat zien hoe aanvullende niet-klinische onderzoeksresultaten die niet relevant zijn voor de opleiding relatie- en gezinstherapie gebruikt kunnen worden om cliënten psycho-educatie te geven tijdens de sessies.
c)
Leer studenten relevante onderzoeksresultaten zoeken, begrijpen en kritisch beoordelen.
d)
Laat zien wat de kracht van onderzoek is om gevestigde klinische ideeën te bevestigen of ontzenuwen.
e)
Stimuleer dat de uitkomsten van meerdere soorten onderzoeken worden bekeken.
f)
Maak het verschil duidelijk tussen ‘werkzaamheid’ en ‘effectiviteit’ en verken actuele discussies over empirisch ondersteunde behandelmethoden.
g)
Maak de historische/theoretische wortels van relatie- en gezinstherapie zichtbaar in de actuele evidence-based praktijk.
h)
Introduceer voortgangsonderzoek en gebruik daarbij zo mogelijk instrumenten die de therapeut direct feedback kunnen geven.
i)
Benadruk de rol van gemeenschappelijke factoren en modelspecifieke mechanismen van verandering.
j)
Schaaf de kernpunten van onderzoeksmodules bij om de integratie van onderzoek en praktijk te bevorderen.
…