In Nederland vond de behandeling van plegers van seksueel misbruik tot het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw voornamelijk plaats in forensisch- psychiatrische klinieken. In deze klinieken worden terbeschikkinggestelden behandeld. Terbeschikkinggestelden zijn personen die door een forse ontwikkelingsstoornis tot het plegen van een ernstig delict zijn gekomen. Een deel van hen heeft ernstige seksuele delicten begaan. Theoretisch werd het plegen van seksueel misbruik voor het begin van de jaren negentig voornamelijk verklaard vanuit psychodynamische en interactionele opvattingen (Leeuwestein, 1989; Verhagen, 1995). De focus in de behandeling lag op het‘genezen’ van de psychische stoornis. Dit geschiedde door middel van psychotherapeutische interventies die waren gericht op de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en op de interactie tussen de patiënt en zijn behandelaars. Voor het seksuele delict zelf als behandelingsthema was nagenoeg geen aandacht. De veronderstelling was dat met het genezen van de persoonlijkheidsproblematiek het delictgedrag vanzelf wel zou verdwijnen.