De afgelopen jaren hebben Nederlandse gemeenten met wisselend succes Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) in het leven geroepen. De CJG’s moesten voor alle ouders, jongeren en professionals een herkenbaar, laagdrempelig centraal punt zijn voor opvoed- en opgroeivragen, adequate en passende ondersteuning en coördinatie van hulp. Uit de evaluatie van de Algemene Rekenkamer (2012) en andere CJG-evaluaties (Van Leeuwen & Sleegers, 2012) blijkt dat het gemiddelde CJG nog een aantal knelpunten kent. De centra zijn veelal onvoldoende bekend en toegankelijk en de doelgroep is vaak te weinig betrokken. Daarnaast opereren veel CJG-professionals nog teveel vanuit hun eigen organisatie of zorgdomein. Dit maakt ook de aansturing van deze professionals lastig.
Inmiddels buigen gemeenten zich door de decentralisatie en transformatie van de jeugdzorg opnieuw over de positionering en invulling van de CJG’s. Een van de vraagstukken waar gemeenten voor staan is hoe ze kunnen zorgen dat het Centrum voor Jeugd en Gezin een laagdrempelige, preventieve voorziening blijft en geen tweede Bureau Jeugdzorg wordt.