Na allogene hemopoëtische stamceltransplantatie volgt een maandenlange periode van immuundeficiëntie bij de ontvanger. Deze immuundeficiëntie is zowel ernstiger als langer bij de ontvanger van een T-cel gedepleteerd transplantaat van een andere donor dan een hla-identieke broer of zuster. In het afgelopen decennium, waarin progressief meer transplantaties van dit type werden verricht, werd een sterke toename gezien van vaak dodelijk verlopende infecties met ebv en adenovirussen. Deze dna-virussen worden bij een immuuncompetent persoon in latente staat gehouden door specifieke T- en B-cellulaire immuunreacties. Omdat deze immuunreacties na een T-cel gedepleteerde transplantatie bij de ontvanger ontbreken en de de novo ontwikkeling ervan vele maanden in beslag neemt, leiden reactivaties c.q. infecties met die dna-virussen vaak tot een ernstige ziekte met dodelijke afloop.
Een van de onderzoekslijnen van de subafdeling ihoba (Immunologie/Hematologie/Oncologie/Beenmergtransplantatie/Auto-immuunziekten) richt zich op snelle en zeer gevoelige diagnostiek van virusreactivatie, op longitudinaal en specifiek meten van antivirale immunologische afweer en op tijdige antivirale therapie. Het onderzoek gebeurt in nauwe samenwerking met de afdeling Medische Virologie en met pediatrische transplantatiecentra in Nederland en andere landen van Europa.
In het kader van dit onderzoek worden nieuwe, uiterst gevoelige technieken, ontwikkeld voor diagnostiek, zoals rq-pcr (real-time quantitative polymerase chain reaction) en tetramere hla-peptidecomplexen voor het kwantificeren van virusspecifieke T-cellen, en specifieke therapieën, zoals monoklonale antistoffen en virusspecifieke cytotoxische T-cellen, uitgetest.