De introductie van spierrelaxantia in 1942 door Griffith en Johnson verliep stroef, doordat kunstmatige beademing en intubatie van de trachea alleen bij hoge uitzondering werden toegepast. Optimale operatiecondities werden verkregen door het verdiepen van de anesthesie met bijvoorbeeld ether en later chloroform. Dit leverde gevaarlijke situaties op voor de patiënt ten gevolge van de ernstige bijwerkingen van het monoanesthesticum, zoals hypotensie, ritmestoornissen, hypoventilatie en pijn. De hoge mortaliteitscijfers van die tijd werden gerelateerd aan het gebruik van spierrelaxantia; pas later werd ernstige hypoventilatie door gebruik van spierrelaxantia zonder adequate ventilatie aangewezen als de werkelijke oorzaak. Hierna deden routinematige intratracheale intubatie en kunstmatige beademing hun intrede en werden de voordelen van het gebruik van spierrelaxantia in de anesthesie volledig benut. Het gebruik van spierrelaxantia bij geïntubeerde, geventileerde operatiepatiënten heeft de weg vrijgemaakt voor grote ontwikkelingen op het gebied van de chirurgie. Deze moderne balanced anesthesia bestaat uit de trias analgesie, hypnose en spierrelaxatie, later aangevuld met een vierde pijler: het beperken van de effecten van de stressrespons in reactie op chirurgisch of traumatisch letsel.