Spierverrekkingen en -contracturen zijn vaak voorkomende aandoeningen. Ze vormen samen met de lagerugklachten de meerderheid van alle sportletsels waarmee patiënten zich presenteren en hebben dan ook een belangrijke economische impact op de maatschappij. Een spierscheur of spierverrekking is vaak het gevolg van een excentrische contractie van de spier. De diagnose gebeurt op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek, en kan bevestigd worden met echografie en MRI. Een spierscheur (graad-III-letsel) is meestal klinisch duidelijk en vraagt in sommige gevallen chirurgisch herstel. Letsels van graad I en II komen frequenter voor, veroorzaken een persisterende pijn en verhinderen de sporter enkele dagen zijn normale trainingactiviteiten uit te voeren. Spieren hebben een groot regeneratievermogen en de meeste spierletsels zullen dan ook spontaan genezen. Wel leidt spierletsel vaak tot persisterende spierzwakte, wat de aanleiding kan zijn tot hernieuwd letsel. Een goede revalidatie, waarbij de nadruk gelegd wordt op het verbeteren van lenigheid, kracht en uithouding van de betrokken spier, is de hoeksteen van de behandeling. Rust, ijsapplicatie, compressie en elevatie (RICE) blijven in de acute fase onmiddellijk na het letsel van primordiaal belang. Andere preventieve (stretching, opwarming) en curatieve (NSAID's) behandelingen staan nog steeds ter discussie en moeten verder wetenschappelijk onderzocht worden.