Lang is gedacht dat het volwassen zenuwstelsel van de mens en andere zoogdieren stabiel is. Na de vroege embryonale aanleg en verdere ontwikkeling na de geboorte zouden geen nieuwe zenuwcellen meer worden gevormd. Omdat de structuur van onze hersenen gedurende ons gehele volwassen leeftijd niet wijzigt en er pas veranderingen optreden door celdood op latere leeftijd (door zowel normale veroudering als door ziekten zoals de ziekte van Parkinson of Alzheimer) is het niet verwonderlijk dat deze opvatting vanaf het midden van de negentiende eeuw een dogma in de neurowetenschappen is geweest. Pas recentelijk werd duidelijk dat het brein helemaal niet zo onveranderlijk is maar juist erg plastisch, waardoor het op allerlei externe factoren, ook op hoge leeftijd, adequaat kan reageren. Deze plasticiteit komt met name tot uiting als een verandering in het aantal contacten tussen cellen (synapsen). Daarnaast zijn er recente aanwijzingen dat bepaalde zenuwcellen nog in staat zijn te delen, een proces dat neurogenese wordt genoemd. Ook blijkt dat dit proces van neurogenese betrokken is bij zowel normale hersenprocessen, zoals leren en geheugen, maar ook bij het optreden van psychiatrische ziekten zoals depressie of posttraumatische stressstoornis (ptsd).