Bij het voorkómen van chronische, benigne pijn en arbeidsongeschiktheid is de periode van zes tot twaalf weken (de subacute fase) een kritieke periode. Bij onvoldoende herstel circa zes weken na het begin van functieverlies door pijnklachten dienen de huisarts en bedrijfsarts samen de diagnose en het beleid te evalueren en factoren die de pijn in stand houden te inventariseren. Het is dan zaak adequate interventies te kiezen om de stagnatie te doorbreken en activiteit te stimuleren. Is er reden voor nadere monodisciplinaire diagnostiek door een somatisch specialist, fysiotherapeut of psycholoog? Zo niet, dan kan interdisciplinaire pijndiagnostiek door een pijnteam in de tweede lijn zinvol zijn om een integrale analyse te krijgen met een behandeladvies voor de eerste lijn. Arbeidsgeneeskundige expertise in het pijnteam kan ervoor zorgen dat de factor arbeid en het maatschappelijk functioneren in het algemeen betrokken worden in diagnostiek en behandelplan. De mogelijkheden van werk als therapeuticum en de mogelijkheden van de bedrijfsarts om adequate werkaanpassing te bewerkstelligen kunnen doorslaggevend zijn voor een goed resultaat.
Is pijnbehandeling in de eerste lijn door een fysiotherapeut of psycholoog aangewezen, dan is het van belang dat deze zijn opgeleid om pijnpatiënten te behandelen. Goed toegankelijke voorzieningen voor interdisciplinaire pijnbehandeling door huisarts, bedrijfsarts, psycholoog en fysiotherapeut in teamverband ontbreken veelal nog in de eerste lijn. De regionale ondersteuningsstructuren in de eerste lijn lijken de aangewezen gremia om lokale verbeterprojecten te faciliteren.