Het diagnosticeren van een urineweginfectie (UWI) bij kinderen is niet eenvoudig. De symptomatologie bij jongere (niet-zindelijke) kinderen verschilt van die bij oudere (zindelijke) kinderen. Daarnaast is het verkrijgen van urine bij het niet-zindelijke kind lastig. Doorgaans wordt hierbij gebruikgemaakt van een urinezakje, waarmee de kans op verontreiniging van het monster groot is. Een UWI dient niet te worden gemist, maar een onterecht gestelde diagnose moet wel worden voorkomen. Dit alles vormt een dilemma voor zowel de huisarts als de kinderarts. In dit artikel wordt ingegaan op het belang van het stellen van de juiste diagnose, adviezen voor de opvang van urine, follow-up bij onderzoek en behandeling, predisponerende factoren en verwijscriteria. Hierbij zijn de aanbevelingen van de nieuwe richtlijn ‘Urineweginfecties bij kinderen’ van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde gevolgd.