In het vorige hoofdstuk ontdekten we sociaal lijden als het draaipunt van het eerste maatgevende beginsel van een ethiek voor artsen voor arbeid en gezondheid. In dit hoofdstuk staat het tweede maatgevende beginsel centraal: het herstellen en bevorderen van positieve gezondheid rondom arbeid. Deze ontdekkingsreis draait om twee fenomenen: verrechtelijking en hippocratische besmetting. Verrechtelijking is de omzetting van belangen in (sociale) rechten en wetten. Het laat zich goed uitleggen aan de hand van het Kinderwetje van Samuel van Samuel van Houten uit 1874. We bespreken enkele belangrijke facetten van verrechtelijking: ten eerste, de ontdekking van morele beginselen in de vorm van burgerlijke, politieke en sociale rechten. Ten tweede, de sociale rechten als mensenrechten. Daarna wenden we de blik naar de hippocratische besmetting: de cliënt gaat vanaf de Ongevallenwet van 1901 ook als individu een belangrijke rol spelen. Dit plaatst arbeidsgeneeskundigen soms voor een dilemma: mag de goede zorg voor de gezondheid van de cliënt zwaarder wegen dan de verplichtingen van de cliënt jegens de overheid en de samenleving? Daardoor krijgt verrechtelijking in de praktijk van de arbeidsgeneeskunde zijn bijzondere scherpte. Aan het einde van het hoofdstuk keren we terug naar de droom van Virchow: geneeskunde als sociale wetenschap en sociale rechtvaardigheid. We sluiten af met een eerste typering van de sociomedische beginselen voor de arts voor arbeid en gezondheid.