Het huidige gezondheidszorgbeleid is erop gericht degenen die zorg nodig hebben, zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Opname in een instelling zoals het verpleeghuis of het verzorgingshuis is alleen dan geïndiceerd, als mantelzorg en professionele zorg de zorg thuis niet meer voldoende kunnen leveren. Om die zorg thuis mogelijk te maken is de afgelopen jaren een aantal ingrijpende wetswijzigingen doorgevoerd.
In vergelijking met vroeger worden ouderen momenteel weliswaar vaker in het ziekenhuis opgenomen, maar zij verblijven daar beduidend korter dan voorheen en vaker ook in dagopname. Omdat tegelijkertijd niet méér ouderen aanspraak maken op langdurige verzorging in een verpleeg- of verzorgingshuis én omdat de zorg mét verblijf verschuift naar zorg zónder verblijf, stijgt de druk op de eerstelijns gezondheidszorg. De verwachting is dat deze ontwikkeling ouderen ook dwingt in hun eigen omgeving (vroegtijdig) naar alternatieve vormen van wonen en informele zorg te zoeken. Dit is zeker niet zonder meer slecht en kan mogelijk bijdragen aan de kwaliteit van leven van ouderen.