Als pasafgestudeerde sociale wetenschapper deed ik onderzoek naar de levensverhalen van dak- en thuisloze mannen en vrouwen. Hoewel ik toen al onderzoek had gedaan in Afrika, heb ik pas echt een cultuurschok ervaren door de confrontatie met de leefwereld en de levensverhalen van daklozen in Nederland. De tegenstellingen tussen het leven van een meisje uit de middenklasse dat nooit in enig opzicht ook maar iets is tekortgekomen en de werkelijkheid van soms verslaafde, soms psychisch zieke, soms misbruikte en miskende en bijna altijd onvrijwillig dakloze vrouwen en mannen waren bijna onoverbrugbaar. Is onderzoek dan eigenlijk theoretisch mogelijk? En ook: is onderzoek onder deze groepen praktisch haalbaar? Hoe kunnen onderzoekers komen tot een zo gelijkwaardig mogelijke verhouding met vertellers? Of is dat helemaal niet wenselijk? En ten slotte: op welk niveau is het mogelijk om conclusies te trekken? Op deze vragen reflecteer ik in dit hoofdstuk vanuit de literatuur, maar vooral vanuit mijn eigen ervaringen en onderzoeksmateriaal.