‘Geboren in Rotterdam’. Er zijn spannender openingen denkbaar van een levensverhaal. Deze woorden vormen echter wel de eerst bekende openingszin van een levensverhaal geschreven door een in Nederland geboren auteur: Desiderius Erasmus, die zijn leven in 1523 op papier zette. Zijn Compendium vitae is geschreven in de derde persoon enkelvoud en bedoeld als voorzet voor een eventueel toekomstige biograaf, om zijn nagedachtenis van mogelijke blaam te zuiveren.1 Vita uit 1562 van de Italiaanse goudsmid en beeldhouwer Benvenuto Cellini is veel omvangrijker, misschien omdat hij er minder vertrouwen in had door een latere biograaf tot onderwerp te worden uitverkoren.2 In Giorgio Vasari’s vermaarde Levens van kunstenaars (1550), een biografisch woordenboek van kunstenaars, ontbrak Cellini’s levensbeschrijving, waarna hij besloot zelf de hand aan de ploeg te slaan, althans, hij dicteerde zijn levensverhaal tijdens het beeldhouwen aan een van zijn leerlingen. Deze heeft vermoedelijk ook de hiernavolgende passage braaf genoteerd: ‘Iemand, die met enig succes zijn talenten gebruikt heeft en zodoende naam gemaakt heeft in de wereld, zou al tevreden moeten zijn dat hem vermaardheid beschoren is; maar het is nu eenmaal zo dat men zich in zijn leven moet aanpassen aan wat men anderen ziet doen, en daarom kan het geen kwaad zich zelf wat in de hoogte te steken.’3 (zie ook Baggerman, 2005a). Met nog enkele andere auteurs – ondere anderen Girolamo Cardano en Michel de Montaigne – werden de autobiografieën van zowel Erasmus als Cellini opgenomen in de internationale eregalerij van de humanistische autobiografieën. Ze waren evenwel niet de eerste auteurs van levensverhalen.