Angst is een normaal verschijnsel dat optreedt bij blootstelling aan gevaar en ons in staat stelt hierop adequaat te reageren. Wanneer angst optreedt zonder blootstelling aan gevaar, gaat het om pathologische angst. Wanneer ook de lijdensdruk groot is of het dagelijks functioneren ernstig beperkt, is er sprake van een psychiatrische aandoening. Bij ouderen gaan angststoornissen vaak gepaard met lichamelijke en psychiatrische comorbiditeit, een hoge medische consumptie en een sterk verlies aan kwaliteit van leven.
Angst kent een affectieve (gevoel), een cognitieve (gedachten) en een lichamelijke (arousal) dimensie. Aard en inhoud van de symptomen binnen deze dimensies leiden tot een specifieke angststoornis.
De DSM-5 onderscheidt de volgende angststoornissen: de specifieke fobie, de sociale angststoornis, de paniekstoornis, agorafobie, de generaliseerde angststoornis, de (genees)middel geïnduceerde angststoornis en een angststoornis door een lichamelijke ziekte.
Circa één op de tien ouderen lijdt aan een angststoornis. De debuutleeftijd voor de meeste angststoornissen ligt ver voor het zestigse levensjaar.
Meer aandacht voor de verschillen in uitingsvorm en mogelijk ook onderliggende pathologie in vergelijking met jongere volwassenen verbetert niet alleen de diagnostiek van angststoornissen bij ouderen, maar ondersteunt ook de ontwikkeling van nieuwe, leeftijdsspecifieke behandelingen.