Een depressie is een stemmingsstoornis. Symptomen van een depressie naast somberheid zijn verlies van interesse en plezier, een doodswens, schuld- of minderwaardigheidsgevoelens, concentratieproblemen, verlies van eetlust, slaapklachten, moeheid en onrust of juist geremdheid. Voor de classificatie van een depressieve stoornis (major depressive disorder) moeten volgens de DSM-5 ten minste vijf van de bovengenoemde negen symptomen aanwezig zijn. Daarnaast moeten de symptomen minimaal twee weken aanhouden en ernstig zijn, dat wil zeggen dat ze in significante mate lijden of beperkingen veroorzaken.
Depressievragenlijsten kunnen zijn gericht op screening, classificatie/diagnostiek en/of ernstmeting. De Geriatric Depression Scale (GDS) wordt nationaal en internationaal aanbevolen als het meest geschikte screeningsinstrument bij ouderen. Voor het stellen van een psychiatrische diagnose bij ouderen is de Cambridge Examination for Mental Disorders of the Elderly-revised (CAMDEX-R) het meest geschikt. Veelgebruikte meetinstrumenten om de ernst van een depressie te bepalen zijn de Montgomery-Åsberg Depression Rating Scale (MADRS) en de Hamilton Rating Scale for Depression (HRSD).
In de oudere bevolking komt de depressieve stoornis bij ongeveer 2% van de 55-plussers voor en de beperkte depressie bij ongeveer 10%. In zorginstellingen worden voor de depressieve stoornis hogere prevalentiecijfers beschreven voor de depressieve stoornis, variërend van 10–30%
Risicofactoren voor depressieve syndromen zijn geslacht, somatische aandoeningen, cognitieve achteruitgang en bepaald geneesmiddelengebruik. Het achterliggende pathofysiologische proces voor het ontstaan van depressies is grotendeels onbekend, al zijn er veel theorieën over de rol van anatomische en biochemische veranderingen. De resultaten van behandeling zijn vergelijkbaar met die bij jongere volwassenen; dit geldt voor zowel biologische als psychologische behandelvormen.