Een patiënt met buikpijn is voor de huisarts een bijna dagelijks voorkomend probleem. De aanpak ervan is zelfs exemplarisch voor de huisartsgeneeskundige benadering. Daarbij staat de huisarts voor de lastige opgave de urgentie in te schatten, ernstige gevallen tijdig te onderkennen en te verwijzen naar de juiste klinisch specialist: chirurg, gynaecoloog, uroloog of internist. Er wordt over de diagnostiek gezegd dat 85-90% van alle diagnosen bij acute buikpijn gesteld kan worden op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek en dat de anamnese vaak nog van grotere waarde is dan het lichamelijk onderzoek.
Bij buikpijn dient onderscheid gemaakt te worden tussen acute, subacute en chronische buikpijn. Buikpijn kan visceraal of pariëtaal zijn. Bij de diagnostiek en het beleid dient onderscheid gemaakt te worden tussen mannen en vrouwen en tussen kinderen, volwassenen en ouderen.