Scheiding is allang niet meer ongebruikelijk. Dertig à veertig procent van de getrouwde stellen gaat uiteindelijk scheiden (CBS
2016). Het percentage ongehuwd samenwonende stellen dat uit elkaar gaat, ligt zelfs nog hoger (Graaf
2011). Als gevolg daarvan maakten in 2017 ongeveer 33.000 kinderen een echtscheiding van hun ouders mee (CBS
2018). Deze kinderen blijken het gemiddeld genomen minder goed te doen dan kinderen wiens ouders bij elkaar zijn, zoals bijvoorbeeld blijkt uit hun minder goede schoolprestaties en lager sociaal-emotioneel welzijn (Amato
2010). Het Nederlandse overheidsbeleid is er dan ook op gericht om de negatieve gevolgen van scheiding voor kinderen te verzachten. Een van de maatregelen die in de afgelopen decennia vaak ter sprake is gekomen in de politiek, is het verplicht stellen van scheidingsbemiddeling. Een andere maatregel is om ouders te verplichten om een ouderschapsplan op te stellen, met daarin hun afspraken over de kinderen. In tegenstelling tot scheidingsbemiddeling zijn ouderschapsplannen sinds een nieuwe wet in 2009 verplicht gesteld voor ouders die gezamenlijk gezag uitoefenen (Staatsblad
2009). Net zoals verplichte scheidingbemiddeling controversieel is, omdat het een
contradictio in terminis zou zijn, heeft ook het verplichte ouderschapsplan geleid tot kritiek. Zo zou een ouderschapsplan juist tot meer conflicten en juridische procedures kunnen leiden, omdat ouders het kunnen gebruiken om elkaar tegen te werken (Antokolskaia en Coenraad
2008). …