Doel De uitkomsten van diabeteszorg werden bepaald na invoering van een aan intervisie gekoppelde monitoring.
Onderzoeksopzet en populatie Een aan intervisie gekoppelde monitoring werd ingevoerd in tien huisartspraktijken die deelnemen aan het netwerk academische huisartspraktijken van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen. Eén jaar en zeven jaar later werd een cross-sectionele analyse gedaan van de uitkomsten van de zorg bij alle patiënten met diabetes type 2 die onder behandeling waren bij hun huisarts.
Uitkomstmaten Streefwaarden voor de behandeling waren: HbA1c <8,5%, bloeddruk <150/85 mmHg. Streefwaarden voor lipiden waren afhankelijk van leeftijd, cardiovasculaire morbiditeit en rookgedrag.
Resultaten In 1993 en 1999 werden respectievelijk 540 en 851 patiënten met diabetes type 2 in het systeem opgenomen, overeenkomend met een prevalentie van respectievelijk 1,3% en 2,0%. In 1999 bleek de glykemische regulering statistisch significant verbeterd, zowel wat betreft het percentage patiënten met HbA1c <8,5% (87% tegenover 59%, p=0,0001) als de gemiddelde HbA1c-waarde (7,1% tegenover 8,2%, p=0,0001). De gemiddelde bloeddruk en het percentage patiënten met een bloeddruk onder de streefwaarde veranderden niet. De gemiddelde cholesterolspiegel verbeterde tussen 1993 en 1999 van 6,2 mmol/l naar 5,4 mmol/l (p=0,0001). In 1993 haalde 52% van de patiënten de streefwaarde ten aanzien van de regulering van de lipiden, tegenover 72% in 1999 (p=0,001). Deze verbeteringen in de uitkomsten van zorg gingen vergezeld van een verbetering van het zorgproces: een toegenomen percentage patiënten die hadden deelgenomen aan de jaarcontrole (73 tegenover 84%).
Conclusies Monitoring van diabeteszorg bleek inpasbaar in de dagelijkse praktijk. Het toonde enerzijds dat diabeteszorg van hoog niveau in de huisartspraktijk mogelijk is, anderzijds de (on)mogelijkheden tot verbetering.