Tegenwoordig bestaan er minder opleidingen op het gebied van vrouwenhulpverlening (
Vhv
) dan eind jaren tachtig van de vorige eeuw. Toch is er sinds 1975 een hoop ten goede veranderd op dit gebied. Toen was het bespreekbaar maken van verschillen tussen mannen en vrouwen en de gevolgen die deze verschillen hadden voor verschillende beleidssectoren – waaronder hulpverlening en gezondheidszorg – lang niet zo vanzelfsprekend.Weliswaar had Nederland net de tweede feministische golf achter de rug, maar dit betekende niet dat hulpverlenings- en zorgopleidingen binnen sociale academies, voortgezette opleidingen, medische, psychologische en (ped)agogische faculteiten direct besloten de uitgangspunten van het feminisme te integreren in hun curricula. Wel kregen – en namen – docenten her en der de ruimte om
Vhv
aan de orde te stellen. Structurele, dus gegarandeerde, ruimte was er echter niet. Dit hoofdstuk schetst aan de hand van het perspectief van zes vrouwen die betrokken waren bij deze nieuwe vorm en inhoud van onderwijs een beeld van de opkomst en aandacht voor
Vhv
binnen academische en hogere beroepsopleidingen. De vrouwen beschrijven wie zij zijn en wat ze deden. Als zodanig geeft dit verhaal de opvattingen weer van zes vrouwen uit reguliere en alternatieve opleidingen, die direct of indirect met de
Vhv
te maken hadden. Met als inzet herkenning bieden en impressies geven van deze roerige tijd vol enthousiasme.