Vanaf ongeveer 1982 (met een aanzet vanaf 1979) wordt Vrouwenhulpverlening (
Vhv
) onderwerp van het overheidsbeleid, eerst als onderdeel van het emancipatiebeleid bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (
Szw
), daarna – vanaf 1987 – bij het toenmalige Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (
Wvc
), het latere Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (
Vws
). In dit hoofdstuk behandelt de auteur, die zelf onder andere projectmedewerkster was van het Werkprogramma Vrouwenhulpverlening, deze geschiedenis tot 2000.
‘De’ vhv bestaat niet. Dat wil zeggen dat van dit begrip er niet één juiste, eensluidende of eenduidige definitie te geven valt, ook niet als beleidsthema van de overheid. Het gaat hier om een zogenaamd ‘ongetemd’ of ‘ongestructureerd’ beleidsonderwerp. Een ongetemd beleidsonderwerp biedt de landelijke overheid de vrijheid om dit onderwerp op een eigen manier in te vullen. Aan de andere kant geeft het een maatschappelijke beweging die zich met dit onderwerp bezighoudt, de ruimte haar invloed uit te oefenen.
Overheid en drie door haar ingestelde opeenvolgende
Vhv-Commissies
zijn in overleg geweest over het
Vhv
-beleid. Al die tijd is het verhaal over integratie opvallend consistent, maar overheid en commissies omschrijven nooit duidelijk wanneer zij vinden dat deze integratie is bereikt. Een eenduidige en constante omschrijving van
Vhv
komt evenmin tot stand. En er waren ook verschillen van mening, bijvoorbeeld over het belang van de autonome ontwikkelingen of over de invulling van de rol van de overheid.
Vhv
bleef ongetemd, en is daardoor geen vanzelfsprekend beleidsonderwerp van de overheid geworden.