In dit hoofdstuk worden de effecten en het gebruik van enkele middelen beschreven die ingedeeld worden onder de noemer overige verdovende middelen. Deze indeling is niet gebaseerd op grond van de werking van de stoffen, maar op grond van het belangrijkste door de gebruiker gewenste effect. De meeste van de besproken middelen veroorzaken een meestal kortdurende roes. In de voorgaande hoofdstukken is al gebleken dat een bepaalde stof of een bepaald middel meerdere effecten kan hebben, en dat sommige effecten alleen optreden bij bepaalde doseringen of onder bepaalde omstandigheden. De in dit hoofdstuk besproken middelen tellen meestal slechts een kleine groep gebruikers, althans in Nederland, want lijmsnuiven heeft in sommige derde wereldlanden epidemiologische vormen aangenomen. Het percentage gebruikers in de algehele bevolking, of binnen een bepaalde leeftijdsgroep, is voor de meeste middelen zo klein dat deze in algemene bevolkingsonderzoeken niet meetbaar is. Voor sommige van de middelen, zoals GHB en poppers, geldt dat ze wel enige populariteit hebben binnen bepaalde subculturen of binnen bepaalde segmenten van het uitgaanspubliek. Over het algemeen zijn er geen betrouwbare cijfers over het aantal mensen dat dit soort middelen gebruikt, en hoe vaak ze dat doen.