De diagnostiek bij een vrouw met vaginale klachten is typisch huisartsenwerk. In de praktijk kan vaak nauwkeurig worden vastgesteld wat de oorzaak van de klacht is en het beleid kan erop worden afgestemd. Een kernpunt is het onderscheid tussen pathologie en fysiologie. Een derde van de vrouwen die de huisarts met een vaginale klacht bezoeken, heeft geen microbiologisch bepaalde aandoening. Als pathologie wordt vastgesteld, is het relevant na te gaan of sprake kan zijn van een SOA. In anamnese en onderzoek kunnen daarvoor genoeg aanwijzingen worden gevonden en in voorkomende gevallen moet daarnaar dan ook diagnostiek worden gedaan. Daartoe zullen monsters moeten worden opgestuurd; bijvoorbeeld voor onderzoek naar Chlamydia en gonorroe. Het belangrijkste element van de diagnostiek zit hem in de microscopie en de tests die in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Het is in dit verband betreurenswaardig dat de microscoop niet meer tot de standaarduitrusting van de huisarts behoort. Anamnese en fysisch diagnostisch onderzoek kunnen voor een goede diagnose niet worden gemist.