Ze zijn er wel, de mensen met de echte ziektes, de invaliderende ziektes waarbij het lichaam vergroeit en de ontstekingen het lichaam uitputten. Hij geeft aan dat een gezond iemand zich met deze klachten al lang ziek gemeld zou hebben, maar hij probeert om ermee om te gaan. Hij weet wel ongeveer wat zijn lichaam aankan, daarom is hij ook zo weinig thuis. Hij leeft zo gezond mogelijk, alleen is zijn ziekte toch niet te stoppen. Door de medicijnen, het aangepaste werk en zijn doorzettingsvermogen lukt het hem om gedeeltelijk te blijven werken en een betrouwbare factor te zijn. Het is allemaal ook wel logisch. Hij komt er toevallig op een brommer die 40 km loopt en dat ook blijft doen, maar voer je die op naar 70 dan gaat hij stuk. Hij is blij met zijn baan en is gelukkig dat zijn werkgever hem al zo lang betaalt voor iets waar hij niet voor is opgeleid. Het administratieve werk bevalt hem goed, terwijl zijn wortels toch op het boerenbedrijf liggen. Hij houdt dan ook wel goed rekening met de cultuurverschillen.