‘We zijn: een vijftal vrouwen met ruime ervaring in de bestaande hulpverleningsinstellingen.We hebben er genoeg van om elk in ons eentje centimeter voor centimeter te knokken voor vrouwenwerk’, zo kondigen Martine Groen, Madelien Krips, Helmi Goudswaard, Marleen Heeman en Ingrid Foeken hun Amsterdamse stichting
De Maan
in 1981 aan in de
Vrouwenagenda
. De vrouwen, die al jaren in de geestelijke hulpverlening werken, willen een nieuwe, feministische hulpverlening voor vrouwen ontwikkelen en overdragen. Het politieke tij zit mee. Ze krijgen subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en van de Gemeente Amsterdam, onder voorwaarde van een vooronderzoek. Naar aanleiding van de onderzoeksuitkomsten legt
De Maan
haar prioriteit bij het ontwikkelen van nieuwe methodieken en het integreren van die methodieken in de reguliere gezondheidszorg. Twee jaar lang staat algemene ‘vrouwenproblematiek’ centraal in hun werkzaamheden, dan verlegt de stichting haar focus naar specifieke probleemcategorieën: lesbische vrouwen, oudere vrouwen en vrouwen die te maken hebben gehad met seksueel geweld.
Een combinatie van onderlinge rivaliteit en de constante druk van buitenaf maakt het de initiatiefneemsters moeilijk de onderlinge harmonie te bewaren. In het feministisch ideaal van zusterschap beginnen barstjes te ontstaan. Bovendien hebben ze het zwaar met de gevolgen van hun multiculturalisatievoornemen, als blijkt dat het niet voldoende is zwarte/migrantenmedewerksters aan te nemen maar ook werkwijzen, beleid en bestuur moeten veranderen. Na elf jaar met hart en ziel ontwikkelen en overdragen van feministische idealen, krijgen de maanvrouwen te horen dat hun subsidie wordt stopgezet. Werd
De Maan
slachtoffer van bezuinigingen, of hadden de vrouwen te lang de noodzaak tot reorganisatie ontkend?>