Skip to main content

Welkom bij Scalda & Bohn Stafleu van Loghum

Scalda heeft ervoor gezorgd dat je Mijn BSL eenvoudig en snel kunt raadplegen.Je kunt de producten hieronder links aanschaffen en rechts inloggen.

Registreer

Schaf de BSL Academy aan: 

BSL Academy mbo AG

Eenmaal aangeschaft kun je thuis, of waar ook ter wereld toegang krijgen tot Mijn BSL.

Heb je een vraag, neem dan contact op met Jan van der Velden.

Login

Als u al geregistreerd bent, hoeft u alleen maar in te loggen om onbeperkt toegang te krijgen tot Mijn BSL.

Top

2024 | Boek

Kleine Kwalen in de huisartsenpraktijk

Redacteuren: Just Eekhof, Sjoerd Bruggink, Annemarije Kruis, Tobias Bonten, Annelieke Petrus

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek beschrijft de diagnostiek en behandeling van 240 veelvoorkomende kleine kwalen in de huisartsenpraktijk. Het zijn relatief onschuldige aandoeningen, zoals kale plekken op het hoofd, platvoeten of een koortslip. Hierbij volstaat vaak uitleg en een eenvoudig advies.

Het boek is bedoeld voor huisartsen (in opleiding), praktijkondersteuners, physician assistants, klinisch verpleegkundigen en medisch studenten.

In Kleine kwalen in de huisartsenpraktijk wordt iedere aandoening aan de hand van een vaste en overzichtelijke structuur behandeld. De diagnostiek en het beleid zijn voorzien van een rationele en, zo mogelijk, een wetenschappelijke onderbouwing. Bij vrijwel alle kwalen is ook een illustratie aanwezig. Aan deze editie zijn vier nieuwe hoofdstukken en diverse nieuwe tekeningen en foto’s toegevoegd. Daarnaast is al deze informatie nu ook online beschikbaar via Kleine Kwalen Online.

De redactie van Kleine kwalen in de huisartsenpraktijk bestaat uit Just Eekhof, Sjoerd Bruggink, Annemarije Kruis, Tobias Bonten en Annelieke Petrus. Redactie en auteurs hebben expertise als huisarts en onderzoeker/docent huisartsgeneeskunde.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Algemeen

Voorwerk
1. Moeheid, eerste presentatie
Kernpunten
  • Het is van belang onderscheid te maken tussen fysiologische en pathologische moeheid.
  • Vier maanden na de eerste presentatie is circa een kwart volledig hersteld, terwijl iets minder dan de helft na een jaar nog klachten heeft en de klacht chronisch is geworden. Uiteindelijk ontwikkelt circa 1 % een chronisch vermoeidheidssyndroom.
  • Volg al tijdens het eerste consult een ‘tweesporenbeleid’ met aandacht voor zowel somatische als psychische en psychosociale factoren.
  • Beperk het aanvragen van laboratoriumonderzoek bij de klacht moeheid; het draagt slechts in 2–11 % bij aan het stellen van een somatische diagnose.
  • Voorspellende factoren voor een chronisch beloop zijn heviger moeheid en negatieve verwachtingen over het beloop.
Just Eekhof
2. Flauwvallen/syncope
Kernpunten
  • Syncope, ook wel flauwvallen of collaps genoemd, is een hooguit enkele minuten durende bewusteloosheid ten gevolge van cerebrale hypoperfusie die zich spontaan herstelt.
  • De oorzaak verschilt per leeftijdsgroep: bij jonge mensen is het meestal een reflexsyncope, bij oudere mensen is er vaker een cardiale oorzaak.
  • Wanneer uit anamnese en lichamelijk onderzoek blijkt dat het om een onschuldige syncope gaat die voor het eerst optrad, volstaan uitleg en geruststelling meestal.
  • De patiënt kan zelf een vasovagale collaps voorkomen, of in elk geval vertragen, door middel van tegendrukmanoeuvres van armen of benen die de bloeddruk verhogen.
  • Een patiënt met syncope bij wie een ritmestoornis wordt ontdekt, moet worden doorverwezen naar de cardioloog.
Laura van Gessel
3. Orthostatische hypotensie
Kernpunten
  • Orthostatische hypotensie is een onvolledig herstel van de initiële bloeddrukdaling na opstaan, waarbij er een tijdelijke daling van de hersendoorbloeding optreedt.
  • De oorzaak van orthostatische hypotensie is vaak multifactorieel; alle antihypertensiva en veel psychofarmaca kunnen het als bijwerking geven.
  • Orthostatische hypotensie is geassocieerd met een verhoogd risico op vallen, cardiovasculaire aandoeningen, latere dementie en een verhoogde mortaliteit.
  • De behandeling bestaat uit adviezen over houdingsveranderingen, het vermijden van uitlokkende factoren zoals dehydratie en evaluatie van de medicatie.
Josta van Stappen
4. Postprandiale hypoglykemie
Kernpunten
  • Postprandiale hypoglykemie gaat gepaard met onwelbevinden, onrust, transpireren, trillen, duizeligheid en/of moeheid na een maaltijd.
  • Bij postprandiale hypoglykemische klachten is niet altijd een laag bloedglucose meetbaar.
  • Het beleid bestaat uit uitleg over de aandoening en over het onschuldige karakter ervan.
  • Het lijkt zinvol om de koolhydraatinname over de dag te verdelen en enkelvoudige suikers te mijden.
Ciska Moerland, Ymte Groeneveld
5. Zonnesteek/heliose
Kernpunten
  • Bij een hitteberoerte of zonnesteek stijgt de lichaamstemperatuur boven de 40 °C en treden neurologische verschijnselen op zoals verwardheid, delirium, convulsies of coma.
  • Bij de minder ernstige hitte-uitputting is er een verhoogde lichaamstemperatuur van 38–40 ºC. Dit gaat gepaard met spierkrampen, algehele malaise, hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en collaps.
  • Bij een hitteberoerte moet met spoed een ambulance worden gebeld. Behandeling moet klinisch plaatsvinden.
  • Bij de behandeling van hitte-uitputting staan voldoende vocht- en zoutinname en verplaatsing naar een koele omgeving voorop.
Imme Smid
6. Kater
Kernpunten
  • Een ‘kater’ noemt men het geheel van fysieke en/of mentale symptomen die optreden na inname van een grote hoeveelheid alcohol.
  • De klachten verdwijnen over het algemeen na 8–24 uur spontaan.
  • Van NSAID’s, preventief ingenomen, is aangetoond dat het de klachten op de volgende dag, zoals hoofdpijn, vermindert.
  • Van andere middelen is weinig tot geen gerandomiseerd onderzoek bekend.
Jeroen van Rijn
7. Plankenkoorts/examenvrees
Kernpunten
  • Plankenkoorts en examenvrees hebben een mentale en een fysieke component.
  • Het belangrijkste bij de behandeling is uitleg over de vicieuze cirkel waarin de patiënt is terechtgekomen, en over de factoren die de angst uitlokken en in stand houden.
  • Wanneer medicamenteuze therapie wordt overwogen, is het middel van eerste keus propranolol 10–40 mg, 1–2 uur voor het optreden of examen.
  • Het effect van propranolol berust vooral op het onderdrukken van de somatische verschijnselen, waardoor vaak ook de psychische verschijnselen verminderen.
Annemarije Kruis
8. Jetlag
Kernpunten
  • Jetlagklachten ontstaan doordat de ‘biologische klok’ zich moet aanpassen aan de nieuwe tijdzone.
  • Ernst en duur van de klachten zijn afhankelijk van de reisrichting en van het aantal gepasseerde tijdzones.
  • Doorgaans is de aanpassing gemakkelijker na een vlucht in westelijke richting dan na een vlucht in oostelijke richting.
  • Slaapmedicatie, zoals benzodiazepinen, verminderen alleen de slaapklachten; niet de andere jetlagklachten.
  • Ook melatonine is, mits in de juiste dosering en op het juiste moment ingenomen, effectief tegen klachten van jetlag.
Thijs Welten
9. Reisziekte/bewegingsziekte
Kernpunten
  • De diagnose reisziekte wordt gesteld op grond van de anamnese.
  • Ook het bewegingloos ondergaan van virtual reality games kan symptomen van reisziekte veroorzaken.
  • Eenvoudige maatregelen kunnen de klachten voorkomen of verminderen.
  • Bij onvoldoende effect hiervan kan medicatie overwogen worden.
Simone van den Bulk
10. Hoogteziekte
Kernpunten
  • Het begrip hoogteziekte omvat drie aandoeningen: acute hoogteziekte, hoogtehersenoedeem en hoogtelongoedeem.
  • Acute hoogteziekte wordt gekenmerkt door hoofdpijn, misselijkheid en vermoeidheid, en kan een voorbode zijn van potentieel levensbedreigend hoogtehersenoedeem.
  • Bij comorbiditeit dient zorgvuldig te worden afgewogen of een reis naar hoger gelegen gebieden verstandig is.
  • Snel stijgen tot > 2.500 meter is de belangrijkste determinant van hoogteziekte; een adequaat klimschema is daarom belangrijk om hoogteziekte te voorkomen.
  • Acetazolamide vermindert het risico op acute hoogteziekte.
Merijn Rijk
11. IJscohoofdpijn
Kernpunten
  • IJscohoofdpijn ontstaat binnen een minuut na de aanraking van het palatum met koude substantie.
  • De aandoening is volkomen onschuldig.
  • IJscohoofdpijn komt vaker voor bij migrainepatiënten.
  • IJscohoofdpijn dient onderscheiden te worden van donderslaghoofdpijn (thunderclap headache), waarbij met spoed nadere diagnostiek geïndiceerd is.
Arie Knuistingh Neven
12. Beroerd na het eten van vis/scombroïde (histamine-)intoxicatie
Kernpunten
  • Een histamine-intoxicatie komt het meest voor na het eten van vissen behorend tot de Scombridae, waaronder tonijn, makreel en bonito,
  • Het beeld lijkt op een allergie of vergiftiging, maar is het niet. Het is een lichamelijke reactie op een hoge hoeveelheid exogeen histamine uit de vis.
  • In de meeste gevallen is er sprake van milde symptomen die over het algemeen vanzelf binnen 24 uur verdwijnen.
  • Wanneer voor behandeling wordt gekozen is een antihistaminicum eerste keus.
Rosanne Janse, Leo van der Meer
13. Slaapwandelen/somnambulisme
Kernpunten
  • Slaapwandelen treedt vooral op in het begin van de slaap.
  • Spanning, koorts, slaaptekort en bepaalde medicatie kunnen het slaapwandelen verergeren.
  • Het heeft geen zin om de slaapwandelaar tijdens het slaapwandelen wakker te maken.
  • Het slaapwandelen komt vooral bij kinderen voor, maar kan ook bij volwassenen optreden.
Tessa Raams
14. Tics bij volwassenen
Kernpunten
  • Tics zijn snelle, stereotiepe, onwillekeurige en plotseling optredende contracties in een spier of spiergroep die een beweging (motorische tic) of geluid (vocale tic) voortbrengen.
  • Wanneer de tic niet lang bestaat en de patiënt er weinig hinder van ondervindt, is een afwachtend beleid gerechtvaardigd. De meeste tics verdwijnen uit zichzelf binnen een paar maanden tot een jaar.
  • Als er sprake is van een hinderlijke tic en de patiënt medicatie wil, kan de huisarts een proefbehandeling starten met benzodiazepinen.
Marlies van den Berg, Tobias Bonten
15. Essentiële tremor
Kernpunten
  • Essentiële tremor is een geïsoleerde tremor van de bovenste extremiteiten die afneemt in rust en bij beweging verergert.
  • Sluit andere oorzaken zoals ziekte van Parkinson, hyperthyroïdie of (genees)middelenbijwerking uit.
  • Indien klachten niet draaglijk zijn, overweeg behandeling met propranolol.
  • Verwijs bij klachten die niet onder controle zijn, of bij twijfel aan de diagnose naar de neuroloog.
Robyn Heitz
16. Tremor van het hoofd
Kernpunten
  • Een tremor van het hoofd is meestal een essentiële (primaire) tremor.
  • De diagnose wordt per exclusionem en op grond van patroonherkenning gesteld.
  • Meestal volstaan uitleg en geruststelling.
  • Bij wens tot medicatie is propranolol het middel van eerste keuze.
Wiebe Jan Lubbers
17. Fasciculaties en myokymieën
Kernpunten
  • Fasciculaties en myokymieën zijn onwillekeurige contracties van groepjes spiervezels die in rust kortdurend in de perifere spieren optreden en nooit leiden tot een evidente bewegingsuitslag.
  • Het verschil is dat fasciculaties op te merken zijn als snelle, rimpelende bewegingen op steeds andere plekken in het lichaam en myokymieën als langzamere, trillende bewegingen die steeds op dezelfde plek voorkomen.
  • Mogelijk uitlokkende factoren zijn oudere leeftijd, vermoeidheid, stress, alcohol, koffie, inspanning, roken, kou en medicatie.
  • Bij persisterende fasciculaties of myokymieën gedurende drie maanden zonder bijkomende neurologische verschijnselen is bloedonderzoek naar creatinekinase, schildklierhormoon, calcium/albumine en magnesium zinvol om behandelbare oorzaken na te gaan.
  • Het optreden van begeleidende neurologische verschijnselen is een reden voor verwijzing naar de neuroloog.
Marlies Rotteveel-van Lent, Kristien Velding
18. ‘Overslaan’/extrasystolie
Kernpunten
  • Kenmerkend voor ‘overslaan’ is dat de klachten in rust optreden en verdwijnen bij inspanning.
  • Geïsoleerde extrasystolen hebben geen prognostische betekenis bij een verder gezonde patiënt.
  • Cafeïne, nicotine, alcohol, cocaïne en bèta-2-sympathicomimetica kunnen extrasystolie induceren.
  • Geruststelling is het belangrijkste advies; een bètablokker is soms effectief.
Esam Soliman
19. Hypermobiliteit
Kernpunten
  • Hypermobiliteit komt als variant van het normale gewricht veel voor en veroorzaakt meestal geen klachten.
  • Indien hypermobiliteit klachten veroorzaakt, zoals pijn of recidiverende distorsies/luxaties, is er sprake van het hypermobiliteitssyndroom.
  • Voor het hypermobiliteitssyndroom lijkt fysiotherapie nuttig te zijn.
  • Het is belangrijk om bij klachten van hypermobiliteit alert te zijn op aanwijzingen voor de syndromen van Marfan of Ehlers-Danlos, zoals acute hartdood in de familie of een toegenomen rekbaarheid van de huid. Deze syndromen kunnen namelijk verstrekkende gevolgen hebben.
Leonie Vanlaeken
20. Krakende gewrichten
Kernpunten
  • Gewrichtsgeluiden kunnen bij normaal gebruik in gezonde gewrichten voorkomen.
  • Als het kraken een uiting is van artrose, staan meestal andere klachten op de voorgrond, zoals pijn, stijfheid en functiebeperking.
  • Als het kraken van een gewricht niet met pijn of bewegingsbeperking gepaard gaat, is het vaak fysiologisch en kan een afwachtend beleid gevoerd worden.
  • Er zijn geen aanwijzingen voor een relatie tussen het manipulatief kraken van gewrichten en het op de lange termijn ontstaan van artrose.
Leonie Burgers

Huid, haar en nagels

Voorwerk
21. Oppervlakkige brandwonden
Kernpunten
  • Eerst water, de rest komt later!
  • De ernst van heetwaterverbrandingen wordt vaak onderschat.
  • Met de capillaire refill-tijd kan onderscheid gemaakt worden tussen oppervlakkige en diepe brandwonden.
  • Bij kinderen met een brandwond: denk aan kindermishandeling.
  • Verwijzing of overleg is afhankelijk van de diepte, de oppervlakte en de lokalisatie van de brandwond.
Sebastiàn Ten Holter
22. Bevriezing
Kernpunten
  • Bevriezing kan niet alleen ontstaan door blootstelling aan temperaturen beneden het vriespunt, maar ook bij temperaturen boven het vriespunt in combinatie met wind waardoor de gevoelstemperatuur veel lager uitvalt.
  • Snel opwarmen van het bevroren lichaamsdeel is de hoeksteen van de behandeling wanneer er geen risico meer is op herbevriezing.
  • Bevroren lichaamsdelen kunnen, ongeacht de ernst, het best gedurende 15–30 minuten verwarmd worden in een warmwaterbad van 40–42 °C.
  • Verwijzing is altijd geïndiceerd bij derde- of vierdegraadsbevriezingen en ook bij ernstige of uitgebreide tweedegraadsbevriezingen.
Nienke Griffioen-Neven
23. Schaafwonden
Kernpunten
  • Uitgebreide schaafwonden zijn vaak verontreinigd en pijnlijk.
  • Reiniging met lauwwarm kraanwater en verwijderen van debris/corpora aliena is de eerste handeling.
  • Afhankelijk van de ernst wordt gekozen voor drogen aan de lucht, niet-occlusief (droge wondbehandeling) of occlusief (vochtige wondbehandeling) bedekken.
  • Beoordeel bij iedere schaafwond de noodzaak voor tetanusvaccinatie.
Peter Verstappen
24. Hematoom in en rond spieren
Kernpunten
  • Een bloeduitstorting is een ophoping van uit de vaten getreden bloed, veelal gelokaliseerd in de subcutis, binnen de spierfascie of tussen spier en bot.
  • Een algemene regel is: blijf van het hematoom af! Het ontlasten van een hematoom door punctie is meestal niet nodig en kan tot infectie leiden.
  • Het hematoom wordt conservatief behandeld met rust, koelen, eventueel tegendruk met behulp van een drukverband, en elevatie van de extremiteit met het hematoom.
Jaap Brenninkmeijer
25. Steenpuist/furunkel
Kernpunten
  • Een furunkel is een folliculitis met centrale necrose.
  • Antibiotica zijn in principe niet nodig, omdat deze niet in het abces doordringen.
  • Flucloxacilline is alleen in speciale omstandigheden (lokalisatie, koorts, verhoogd risico op endocarditis, kunstgewricht) geïndiceerd.
  • Het ontbreekt aan bewijs wat de meest aangewezen behandeling is bij furunkels en karbunkels.
Bob Kooijman, Maarten Kooijman
26. Cellulitis/erysipelas
Kernpunten
  • Het onderscheid tussen cellulitis en erysipelas is niet relevant voor de pathofysiologie en de behandeling.
  • Kenmerkend voor cellulitis/erysipelas is een zich uitbreidende, warme en pijnlijke roodheid van de huid die gepaard kan gaan met koorts en algemene ziekteverschijnselen.
  • De veroorzaker is meestal Streptococcus pyogenes, soms Staphylococcus aureus.
  • Flucloxacilline 4dd 500 mg gedurende tien tot veertien dagen is het antibioticum van eerste keus.
  • Recidieven komen vaak voor, vooral bij overmatig alcoholgebruik en bij patiënten met een verzwakt immuunsysteem, diabetes mellitus, overgewicht of een verstoorde lymfeafvoer na bijvoorbeeld een operatie of radiotherapie.
Loes Engels, Ingrid Schut
27. Lymfebaanontsteking/lymfangitis
Kernpunten
  • Kenmerkend voor lymfangitis is een rode streeptekening in de huid.
  • Lymfangitis wordt meestal veroorzaakt door een met een bètahemolytische streptokok geïnfecteerde huidverwonding.
  • Lymfangitis is op zichzelf geen indicatie om een bacteriële huidinfectie te behandelen met orale antibiotica.
  • Overweeg orale smalspectrumantiobiotica bij ernstige symptomen, koorts en onderliggende condities zoals diabetes mellitus, chronische veneuze insufficiëntie of lymfoedeem.
Arda Yilmaz
28. Erysipeloïd
Kernpunten
  • Erysipeloïd komt vooral voor aan de handen bij mensen die door hun beroep of hobby in aanraking komen met dieren of met dieetproducten die besmet zijn door de bacterie Erysipelothrix rhusiopathiae.
  • Portes d’entrée zijn oppervlakkige schaafwonden, snijwonden (vleesindustrie), steekwonden (vishaakjes, botsplinters) en krab- of bijtwonden (dierenartsen, verzorgers).
  • Kenmerkend is een pijnlijke, scherp begrensde, iets verheven en paarsrode eruptie die zich uitbreidt naar perifeer en centraal verbleekt.
  • De aandoening geneest meestal spontaan binnen twee tot drie weken; antibiotica bespoedigen de genezing.
  • Zelden treden systemische complicaties op, zoals endocarditis.
Jeroen van Rijn
29. Atheroomcyste
Kernpunten
  • Atheroomcysten zijn onschuldige tumoren die slechts zeer sporadisch maligne ontaarden.
  • Alleen bij klachten zoals recidiverende ontstekingen of cosmetische bezwaren is verwijdering aangewezen.
  • Extirpatie van de ongeopende cyste garandeert dat de gehele atheroomcyste is verwijderd; onvolledige verwijdering kan een recidief veroorzaken.
  • Omdat (pre)maligne veranderingen niet altijd macroscopisch kunnen worden herkend, is het raadzaam om een verwijderde atheroomcyste histologisch te laten onderzoeken.
Raid al-Tayyar
30. Lipoom
Kernpunten
  • Een lipoom is een goedaardig, niet-pijnlijk, subcutaan vetgezwel.
  • De diagnose is meestal te stellen zonder aanvullend onderzoek.
  • Bij afwezigheid van klachten is behandeling niet nodig.
  • Bij cosmetische of mechanische bezwaren is excisie de voorkeursbehandeling.
  • Bij vergroeiing met de onderlaag of snelle groei is verwijzing aangewezen.
Annemarije Kruis
31. Dermatofibroom
Kernpunten
  • Een dermatofibroom is een onschuldige huidtumor.
  • Kenmerkend is een ronde, bolle zwelling die goed verschuifbaar is ten opzichte van de onderlaag.
  • Bij cosmetische bezwaren is (shave-)excisie mogelijk.
  • Na excisie ontstaat echter vaak een recidief.
Andrea Leemereise, Tobias Bonten
32. Keratoacanthoom
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een keratoacanthoom zijn de snelle groei en de opgeworpen rand met daarin centraal een hoornprop, die zorgt voor een kraterachtig uiterlijk.
  • Het klassieke klinische beloop is een periode van initiële snelle groei, gevolgd door een stabiele fase en vervolgens spontane regressie.
  • Hoewel hier nog steeds controverse over bestaat, wordt het keratoacanthoom, vanwege een moeilijk klinisch en histologisch onderscheid, tegenwoordig beschouwd als een goed-gedifferentieerd plaveiselcelcarcinoom.
  • Diagnostiek, behandeling en follow-up dienen dus conform de richtlijn plaveiselcelcarcinoom te geschieden.
Ties Janssen
33. Cornu cutaneum
Kernpunten
  • Een cornu cutaneum komt vooral voor bij ouderen op aan zon blootgestelde huid.
  • In 16 tot 40 % is er sprake van hyperkeratose bij een (pre)maligne afwijking, zoals een plaveiselcel- of basaalcelcarcinoom.
  • Behandeling bestaat uit excisie of diepe curettage met aansluitend histologisch onderzoek.
Gaby Veraart
34. Spider naevus/naevus araneus
Kernpunten
  • Een spider naevus is een goedaardige vaatafwijking met centraal een gedilateerde arteriole of kleine arterie waaromheen arteriolen uitwaaieren.
  • Spider naevi zijn ook geassocieerd met thyrotoxicose en leveraandoeningen.
  • Een verhoogd oestrogeengehalte (bijv. bij zwangerschap of bij gebruik van orale anticonceptiva) draagt bij aan het ontstaan.
  • In principe behoeven spider naevi geen behandeling.
  • Soms wordt (om cosmetische redenen) elektro- of lasercoagulatie toegepast.
Michel Schuring
35. Levervlek/lentigo solaris
Kernpunten
  • Lentigo solaris is een goedaardige aandoening van de aan de zon blootgestelde huid.
  • De aandoening ontaardt nooit, maar de aanwezigheid van lentigo solaris geeft wel een verhoogd risico op zongerelateerde vormen van huidkanker.
  • Bij afwezigheid van klachten is het beleid expectatief.
  • Als behandeling gewenst is, lijkt lasertherapie het effectiefst, maar heeft stikstoftherapie de voorkeur wegens het kleine verschil in effectiviteit en de praktische toepasbaarheid bij de huisarts.
Ilse Krekels-Huijbregts
36. Kersenwrat/haemangioma senilis
Kernpunten
  • Vooral op oudere leeftijd komt een haemangioma senilis veel voor.
  • Kenmerkend zijn de felrode kleur, de scherpe begrenzing en de lichte verhevenheid.
  • Behandeling is niet nodig.
  • Om cosmetische redenen kan een haemangioma senilis worden verwijderd, maar dit leidt vaak tot vorming van littekens.
Pieter Barnhoorn
37. Ouderdomswrat/verruca seborrhoica
Kernpunten
  • De verruca seborrhoica of verruca senilis (ouderdomswrat) is een goedaardige huidafwijking die op volwassen leeftijd optreedt.
  • Behandeling hoeft niet, maar kan plaatsvinden met behulp van vloeibaar stikstof (cryotherapie), door (shave-)excisie) of door wegschrapen met een scherpe lepel (curettage).
Anouk Baghus
38. Halonaevus/schietschijfmoedervlek
Kernpunten
  • Een halonaevus is per definitie goedaardig, maar 0,4 % van de melanomen vertoont ook het halofenomeen.
  • Beoordeel de halonaevus altijd volgens de ABCDE-methode om dysplasie uit te sluiten.
  • De depigmentatie rond de naevus kan maanden tot jaren persisteren; volledige repigmentatie duurt gemiddeld 8–10 jaar.
  • Goede bescherming tegen de zon is aanbevolen, aangezien de beschermende melanine ontbreekt in de witte halo.
  • Het gebruik van lokale corticosteroïden om halovorming tegen te gaan, wordt afgeraden.
Maaike Merckens
39. Wrat/verruca
Kernpunten
  • Wratten worden veroorzaakt door een infectie met het humaan papillomavirus.
  • Tweederde van alle wratten verdwijnt binnen twee jaar zonder behandeling.
  • Wratten hoeven alleen behandeld te worden als ze hinder geven.
  • Bij handwratten is aanstippen met stikstof het effectiefst.
  • Bij voetzoolwratten is aanstippen met monochloorazijnzuur het effectiefst.
Sjoerd Bruggink, Just Eekhof
40. Hypertrofisch litteken en keloïd
Kernpunten
  • Hypertrofische littekens en keloïd zijn overmatige bindweefselproliferaties van de huid, meestal ontstaan na een huidtrauma.
  • Deze proliferaties komen vaker voor bij personen met een donkere huid (vooral Afrikaans of Aziatisch huidtype).
  • Het lokaal aanbrengen van een siliconen- of hydrocolloïdpleister is mogelijk effectief.
  • Intralaesionale corticosteroïdinjecties zijn in veel gevallen effectief.
Rob Meijer, Tobias Bonten
41. Striae
Kernpunten
  • Striae ontstaan door het overrekken van de huid en ontwikkelen zich vooral bij toegenomen steroïdproductie, zoals tijdens zwangerschap en puberteit.
  • Meer dan de helft van alle zwangeren ontwikkelt striae.
  • Het effect van lokale medicatie en laserbehandeling bij striae is beperkt.
  • Preventieve crèmes worden frequent toegepast, maar het effect is teleurstellend en niet overtuigend aangetoond.
Joop Groenen
42. Melasma
Kernpunten
  • Melasma is een onschuldige, chronische huidaandoening die zich kenmerkt door symmetrische hyperpigmentatie.
  • De term chloasma is vervangen door melasma bij zwangerschap of melasma door een andere hormonale oorzaak.
  • Melasma komt vooral voor bij vrouwen en mensen met een donkerder huidtype.
  • Het beleid bestaat uit voorlichting, preventie en eventueel beperkte medicamenteuze therapie.
Madelon van Tilborg-den Boeft, Janna Bailey-de Boer
43. Rosacea
Kernpunten
  • Kenmerkend voor rosacea is de symmetrische aanwezigheid van erytheem, oedeem, teleangiëctasieën, papels en pustels op wangen, kin, neus en oren.
  • Rosacea kan verergeren door factoren die de vasodilatatie van de huid beïnvloeden, zoals alcohol, sterk gekruid eten of warme voedingsmiddelen.
  • Metronidazol 2dd in crème of gel is eerste keus; bij onvoldoende resultaat is een switch naar azelaïnezuurcrème 20 % 2dd of ivermectine 1 % crème 1dd aangewezen.
  • Bij ernstiger klachten met papels en pustels kan orale behandeling met doxycycline gewenst zijn.
  • Overweeg brimonidine 0,3 % gel 1dd als het erytheem met behandeling onvoldoende verbetert.
Meike Bruinsma
44. Tatoeages
Kernpunten
  • Een tatoeage is een voor het leven blijvende afbeelding in de huid, ontstaan doordat er inkt en/of pigmentstoffen onder de huid zijn aangebracht.
  • Contactallergische reacties door een hennatatoeage kunnen behandeld worden met lokale applicatie van corticosteroïden (klasse 3 of 4). Dit geldt ook voor allergische reacties bij permanente tatoeages, maar is dit vaak minder effectief.
  • Laserverwijdering van een tatoeage geeft cosmetisch de meest acceptabele resultaten en is het minst belastend voor de patiënt.
Nicolette Noorda
45. Keratosis pilaris
Kernpunten
  • Kenmerkend voor keratosis pilaris is een als schuurpapier aanvoelende huid.
  • Voorkeurslokalisaties zijn de strekzijde van de bovenarmen, de buitenzijde en achterzijde van de bovenbenen en de billen.
  • De aandoening is onschuldig en behoeft meestal geen behandeling.
  • Een vette crème of zalf kan de huid verzachten; bij ernstige klachten kan hieraan een keratolyticum en bij ontsteking een zwak corticosteroïd worden toegevoegd.
Melisa Borg
46. Actinische keratose
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een actinische keratose is een ruw aanvoelend plekje op delen van het lichaam die veel zijn blootgesteld aan de zon, zoals het gelaat, de onbedekte hoofdhuid, de oren en de handen.
  • Een actinische keratose kan zich ontwikkelen tot een plaveiselcelcarcinoom.
  • De behandeling van eerste keus is cryotherapie.
  • Andere behandelopties zijn curettage of applicatie van 5-fluoro-uracilcrème.
  • Het is belangrijk blootstelling aan zonlicht te beperken om verdere beschadiging van de huid door UV-straling te voorkomen.
Brigitte Roeten, Tobias Bonten
47. Stuccokeratose
Kernpunten
  • Stuccokeratose is een goedaardige huidafwijking die op oudere leeftijd optreedt na veel zonlichtexpositie.
  • Stuccokeratosen behoeven in principe geen behandeling, maar kunnen eenvoudig worden verwijderd met behulp van vloeibare stikstof (cryotherapie), elektrocoagulatie of curettage.
  • De patiënt kan vanwege het goedaardige karakter gerustgesteld worden.
Marije Visser
48. Erythema exsudativum multiforme
Kernpunten
  • Erythema exsudativum multiforme (EEM) is herkenbaar aan de schietschijfvormige huidlaesies op vooral de distale delen van armen en benen.
  • EEM wordt vaak veroorzaakt door een herpesinfectie.
  • EEM is zelflimiterend en verdwijnt doorgaans binnen twee weken. Bij een deel treden echter recidieven op die behandeld dienen te worden.
  • De majorvorm van EEM onderscheidt zich van de minorvorm door de uitgebreidheid en betrokkenheid van slijmvliezen.
  • EEM moet worden onderscheiden van het ernstig verlopende syndroom van Stevens-Johnson en van toxische epidermale necrolyse, waarbij vooral de romp is aangedaan.
Marissa Mulder, Merijn Rijk
49. Erythema nodosum
Kernpunten
  • Kenmerkend voor erythema nodosum is een acuut ontstane, pijnlijke, subcutane rode zwelling, meestal pretibiaal.
  • Waarschijnlijk is erythema nodosum een overgevoeligheidsreactie in het kader van een auto-immuunziekte, een infectie of medicatie.
  • In meer dan de helft van de gevallen is de oorzaak onduidelijk.
  • De idiopathische vorm geneest spontaan en restloos binnen 3–4 weken.
Daan Brand, Tobias Bonten
50. Granuloma annulare
Kernpunten
  • Kenmerkend voor granuloma annulare zijn ringvormige verhevenheden van de huid.
  • De oorzaak is onbekend; uitlokkende factoren zijn onder andere zon, insectenbeten en lokale infecties.
  • Gegeneraliseerde vormen worden geassocieerd met chronische ziekten, zoals diabetes mellitus, reuma, vetstofwisselingsziekten en darmziekten.
  • De lokale vorm is zelflimiterend en verdwijnt meestal binnen twee jaar.
  • De gegeneraliseerde vorm is vaak therapieresistent.
Christof Zwart
51. Granuloma pyogenicum bij volwassenen
Kernpunten
  • Granuloma pyogenicum is een benigne vaattumor die zich presenteert als een helderrood bolvormig tumortje, soms gesteeld, dat gemakkelijk bloedt en in korte tijd groeit.
  • De aandoening komt bij volwassenen vooral op de romp en op de extremiteiten voor en bij zwangeren vooral in de mond.
  • Het is belangrijk de laesie te onderscheiden van het amelanotisch melanoom, dat op het granuloma pyogenicum kan lijken.
  • Behandeling is geïndiceerd, omdat de aandoening zelden spontaan verdwijnt (tenzij zwanger) en om histologische bevestiging van de diagnose te verkrijgen.
Rinske Bakker
52. Erythrasma
Kernpunten
  • Erythrasma is een oppervlakkige bacteriële huidinfectie die zich vooral manifesteert tussen de tenen, de liezen, oksels en submammair.
  • Adviseer factoren te vermijden die maceratie van de huid bevorderen, zoals vocht, warmte en wrijving.
  • Bij medicamenteuze behandeling zijn imidazolcrèmes eerste keus, aangezien ze ook een bactericide werking hebben.
  • Bij onvoldoende verbetering of hardnekkige infecties kunnen lokale of orale antibiotica gegeven worden.
Hani Kellany
53. Smetten van de huid/intertrigo
Kernpunten
  • Intertrigo wordt veroorzaakt door een combinatie van warmte, vocht en wrijving in een huidplooi.
  • Predisponerende factoren zijn zware en hangende borsten, dikke bovenbenen, overmatige transpiratie, nauwsluitende kleding en vooral onvoldoende hygiëne.
  • Vaak is er een bijkomende infectie met Candida, vooral bij patiënten met diabetes.
  • Behandeling bestaat uit het voorkomen van huid-op-huidcontact door het gebruik van Engels pluksel of scheurlinnen, dat het vocht kan absorberen.
  • Bij een Candida-infectie is een antimycotische crème, zoals miconazol, geïndiceerd.
Anne de Haan
54. Ringworm/tinea corporis
Kernpunten
  • Ringworm is een veelvoorkomende oppervlakkige huidafwijking die veroorzaakt wordt door een schimmel.
  • Kenmerkend is de zich centrifugaal uitbreidende, scherp begrensde roodheid met schilfering, randactiviteit en een centrale genezingstendens.
  • Behandeling van eerste keus is een lokaal allylamine (terbinafine).
Anne de Haan
55. Vitiligo
Kernpunten
  • Vitiligo is een goedaardige, verworven, chronische pigmentstoornis door verlies van functionele melanocyten, die meestal geleidelijk uitbreidend is.
  • Een belangrijk deel van de klachten bij vitiligo is psychosociaal van aard.
  • Er zijn verschillende therapieën voor vitiligo beschikbaar, zoals topicale corticosteroïden, lichttherapie of een combinatie hiervan.
  • De therapie voor vitiligo is beperkt effectief en volledige repigmentatie is niet te verwachten.
Daan Hurkmans
56. Pityriasis versicolor
Kernpunten
  • Pityriasis versicolor is een oppervlakkige schimmelinfectie van de huid, veroorzaakt door de gist Malassezia.
  • Karakteristiek voor pityriasis versicolor is een zeer fijne schilfering, vooral op de bovenste helft van de romp, die zichtbaar kan worden gemaakt door op de plekken te krabben.
  • Pityriasis versicolor is een onschuldige, zelflimiterende, niet-besmettelijke aandoening met een hoog recidiefpercentage, waarvoor behandeling medisch gezien niet noodzakelijk is.
  • Bij wens tot behandeling zijn imidazolen, terbinafine en seleensulfide middelen van eerste keus.
  • Het kan maanden duren voordat de gehypopigmenteerde plekken verdwenen zijn, namelijk pas als de hoeveelheid pigment in de genezen huid gelijk is geworden aan die in de omgevende huid.
Pien Venema
57. Pityriasis rosea
Kernpunten
  • Pityriasis rosea is een schilferende, soms sterk jeukende huidaandoening, die vooral voorkomt bij adolescenten en jongvolwassenen.
  • Kenmerkend voor pityriasis rosea is een plaque mère, of tache mère, maar afwezigheid hiervan sluit de diagnose niet uit.
  • Pityriasis rosea geneest spontaan binnen 6–8 weken.
  • Koelzalf, lokale corticosteroïden of orale antihistaminica kunnen de jeuk verlichten.
Rosalie Mensink-Bout
58. Gordelroos/herpes zoster
Kernpunten
  • Bij een normaal functionerend immuunsysteem geneest gordelroos spontaan binnen enkele weken.
  • Bij herpes zoster ophthalmicus zijn antivirale middelen altijd geïndiceerd, ongeacht de leeftijd van de patiënt en de ernst van de symptomen.
  • Het teken van Hutchinson in de vroege fase, oogklachten of een rood oog zijn reden voor beoordeling door een oogarts.
  • Een effectieve behandeling ter preventie van postherpetische neuralgie ontbreekt.
Wim Opstelten
59. Netelroos/urticaria
Kernpunten
  • Kenmerkende acute urticaria ontstaat binnen seconden of minuten en verdwijnt binnen 2–24 uur.
  • Bloedonderzoek wordt niet aangeraden bij acute urticaria.
  • Bij 80–90 % van patiënten met chronische urticaria wordt geen oorzaak gevonden (idiopathische urticaria).
  • Tweedegeneratie-antihistaminica zijn eerste keus bij de behandeling van urticaria.
  • In de meeste gevallen van chronische urticaria is de oorzaak niet te vinden.
Arda Yilmaz
60. Ouderdomsjeuk/pruritus senilis
Kernpunten
  • Pruritus senilis is jeuk op oudere leeftijd zonder bekende oorzaak.
  • De jeuk gaat vaak samen met een droge huid.
  • Niet-medicamenteuze adviezen (zoals beperkt zeepgebruik) en gebruik van indifferente middelen (zoals cetomacrogolcrème FNA) zijn de hoeksteen van de behandeling.
  • Orale antihistaminica zijn zelden geïndiceerd en geven vooral bij ouderen vaak bijwerkingen.
Daisy Ermers
61. Droge huid/xerosis cutis
Kernpunten
  • Een droge huid voelt ruw aan, schilfert en gaat soms gepaard met jeuk en/of roodheid.
  • Voorkeurslocaties zijn handen, onderbenen en rug.
  • Een droge huid ontstaat of verergert door het overmatig wegwassen van huidvetten, droge omgeving, beschadiging van de huid door bijvoorbeeld andere huidaandoeningen en/of geneesmiddelengebruik.
  • De behandeling met lokale vethoudende middelen is gebaseerd op preventie van vochtverlies en het ondersteunen van de barrièrefunctie van de huid.
Saagar Ramessersing
62. Overmatig zweten/hyperhidrose
Kernpunten
  • Hyperhidrose is overmatig zweten dat als onaangenaam wordt ervaren. Dit kan zich voordoen in de oksels, op de handen, de voeten of zelfs over het hele lichaam.
  • Aluminiumzouten zijn bij lokale hyperhidrose de behandeling van eerste keus. Wel moet worden gelet op de bijwerkingen.
  • Botuline-injecties zijn bij 90 % effectief, maar het effect houdt slechts vier tot zes maanden aan.
  • In ernstige gevallen van hyperhidrosis axillaris waarbij voorafgaande therapieën hebben gefaald, is eventueel een chirurgische ingreep mogelijk.
Robin Franssen
63. Zonneallergie/dermatitis solaris
Kernpunten
  • Zonneallergie is de meest voorkomende fotodermatose en wordt gekenmerkt door erythemateuze, jeukende huiduitslag met papels en/of vesikels, vooral op aan de zon blootgestelde delen van de huid.
  • Maak onderscheid met fototoxische en fotoallergische reacties, waarbij de huidreactie op zonlicht optreedt door het gebruik van lokale middelen op de huid (zoals cosmetica) of van orale medicatie (zoals doxycycline).
  • De aandoening gaat vanzelf over; lokale indifferente middelen zijn meestal voldoende om de klachten te verlichten.
  • Ter preventie zijn zeer geleidelijke blootstelling aan de zon en een goed beschermende zonnebrandcrème van groot belang.
Anri Maharadze
64. Fototoxische en fotoallergische reactie
Kernpunten
  • Fototoxische reacties kunnen bij iedereen optreden, als de dosis van de verantwoordelijke stof en de duur van blootstelling aan licht maar voldoende is.
  • Fotoallergische reacties zijn type IV-overgevoeligheidsreacties waarbij aan de allergie een sensibilisatiefase voorafgaat. Deze reacties zijn zeldzaam, maar het is van belang om ze te onderkennen.
  • Fototoxische en fotoallergische reacties komen voor na contact met diverse stoffen, maar ook als bijwerking van medicatie.
  • Als contact met de oorzakelijke stof vermeden wordt, geneest een fototoxische of fotoallergische reactie in de meeste gevallen in de loop van maanden zonder restklachten.
Lise Weissberg
65. Zwemmersjeuk/cercariëndermatitis
Kernpunten
  • Zwemmersjeuk kan optreden na zwemmen in open zoetwater dat besmet is met slakken die cercariën van Trichobilharzia ocellata met zich meedragen.
  • Een eerste contact gaat gepaard met een prikkend en jeukend gevoel, gevolgd door jeukende papels en soms vesikels en pustels.
  • Door sensibilisatie zullen de symptomen bij volgende contacten meestal heftiger en langduriger zijn.
  • Zwemmersjeuk is ook een beroepsziekte bij viskwekers.
  • De aandoening gaat vanzelf over; de behandeling is symptomatisch.
Wiebe Jager, Tobias Bonten
66. Steek van bij, wesp of hommel
Kernpunten
  • De wesp en de hommel hebben een angel die glad is en trekken de angel terug na het steken, waar zij meerdere keren kunnen steken.
  • De bij heeft een angel met weerhaakjes, waardoor hij de angel na het steken verliest en sterft.
  • Een anafylactische reactie na een steek van bij, wesp of hommel treedt bij 70 % van de patiënten binnen een kwartier op, bij 98 % binnen een uur.
  • Bij anafylaxie is directe toediening van adrenaline intramusculair noodzakelijk en moet de patiënt zo snel mogelijk naar het ziekenhuis worden vervoerd.
  • Verschillende middelen worden lokaal aangebracht om de pijn en de uitbreiding van de zwelling te voorkomen. Van geen van deze middelen is het effect in wetenschappelijk onderzoek aangetoond.
Timen Swartbol
67. Muggenbeet
Kernpunten
  • In Nederland is een muggenbeet meestal afkomstig van de steekmug.
  • Er bestaat geen goede verklaring waarom sommige mensen wel en andere niet worden gestoken.
  • Van orale antihistaminica is aangetoond dat ze zowel profylactisch als na muggenbeten een significant effect hebben op de jeuk en de lokale huidreacties.
  • DEET is het meest effectief ter preventie van muggenbeten.
Alexandra Severing, Annelieke Petrus
68. Tekenbeet
Kernpunten
  • Verwijder een teek zo snel mogelijk met een puntig pincet of een speciale tekenverwijderaar, serologisch onderzoek van de verwijderde teek is niet zinvol.
  • Serologisch onderzoek bij (vermoeden van) erythema migrans is niet zinvol.
  • Antibiotische profylaxe vermindert het risico op lymeziekte, indien gegeven binnen 72 uur na verwijderen van de teek.
  • Wanneer de teek korter dan 24 uur op de huid heeft gezeten, is het risico op de ziekte van Lyme kleiner. Antibiotische profylaxe wordt vanwege de nadelen (bijwerkingen) in dat geval niet aangeraden; afwachten en goed letten op ziekteverschijnselen heeft dan de voorkeur.
Walter Schrader
69. Vlooienbeet
Kernpunten
  • In Nederland is de meest voorkomende soort de kattenvlo en in mindere mate de honden- en vogelvlo. De mensenvlo komt in Nederland eigenlijk niet meer voor.
  • Nadat vlooien zijn begonnen zich te voeden, worden ze afhankelijk van een constante bron van bloed: zonder bloedinname gaan ze binnen enkele dagen dood.
  • Wanneer er vlooien in huis zijn, is het doel alle vlooien te verwijderen van alle (huis)dieren en alle larven en eieren uit de omgeving te elimineren met behulp van bestrijdingsmiddelen.
  • De huidreactie bij de mens op een vlooienbeet kan zo nodig symptomatisch behandeld worden met orale antihistaminica of een lokaal corticosteroïd.
Mariken Stegmann
70. Bedwantsen
Kernpunten
  • Door resistentie tegen bestrijdingsmiddelen en toegenomen (internationaal) reisverkeer komen de laatste jaren bedwantsen weer meer voor.
  • Bedwantsbeten geven niet altijd een huidreactie. Als dit wel het geval is, zijn het meestal gegroepeerde 2–5 mm grote jeukende erythemateuze of urticariële papels op de’s nachts niet door kleding bedekte huid.
  • De huidreacties genezen vanzelf binnen twee weken en behoeven alleen zo nodig een symptomatische behandeling.
  • Het beleid is met name gericht op het herkennen en het bestrijden van de bedwants.
Kiki Geerdink
71. Bijtwond
Kernpunten
  • Adequate wondbehandeling is een basisvoorwaarde voor de genezing van een bijtwond.
  • Katten- en mensenbeten hebben een groter infectierisico dan hondenbeten.
  • Antibioticaprofylaxe is aangewezen bij bijtwonden aan het gelaat, pols/hand, been/voet of genitaliën, waarbij amoxicilline/clavulaanzuur het antibioticum van eerste keus is.
  • Bijtwonden met een laag infectierisico kunnen tot acht uur na het ontstaan worden gesloten.
  • Controleer bij iedere bijtwond de vaccinatiestatus tegen tetanus.
Esther Beswerda
72. Kwallenbeet
Kernpunten
  • In feite ‘bijten’ kwallen niet, maar vuren de netelcellen harpoentjes af, waardoor verschillende toxinen in de huid terechtkomen.
  • De meest voorkomende kwallen aan de Nederlandse zeekust zijn schermkwallen.
  • Voor het beleid is het onderscheid in Nederland niet belangrijk.
  • In eerste instantie moeten de op de huid achtergebleven neteldeeltjes verwijderd worden omdat ze nog steeds gif kunnen afscheiden.
  • Bij voorkeur wordt de aangedane huid met zo heet mogelijk water (maximaal 45 °C) afgespoeld. Als dat niet mogelijk is, kan met zeewater worden gespoeld.
  • Gebruik geen koud leidingwater!
  • Het spontane beloop is dat de verschijnselen meestal binnen 24 uur verdwijnen. Soms kunnen de klachten aanhouden tot 72 uur na het incident.
Melanie van Biemen
73. Slangenbeet
Kernpunten
  • In Nederland komen drie soorten slangen voor: de adder, de ringslang en de gladde slang. Alleen de beet van de adder is giftig. Maak een foto ter identificatie van de slang.
  • Na een slangenbeet is het belangrijk om ringen, armbanden en knellende kleding te verwijderen.
  • Noteer het tijdstip van de beet, markeer de wond (twee giftandgaatjes) en de zwelling eromheen, en monitor de hemodynamiek en progressie van de zwelling.
  • Immobiliseer zoveel mogelijk het aangedane lichaamsdeel, houd het laag (leg geen tourniquet aan, koel niet, brand niet, incideer niet en zuig niet), ga naar de eerste hulp van een ziekenhuis of bel direct een ambulance.
Roy Beijaert
74. Harige rupsen: de eikenprocessierups
Kernpunten
  • Contact met brandharen van rupsen kan bij mensen klachten veroorzaken.
  • Kenmerken van blootstelling aan de brandharen van rupsen zijn branderige pijn, jeukende papels, conjunctivitis en oedeem van huid en slijmvliezen.
  • Klachten komen tot een hoogtepunt in de maanden juni en juli, maar kunnen het gehele jaar voorkomen.
  • De primaire behandeling ter verlichting van de klachten bestaat uit het verwijderen van de brandharen met plakband of schilderstape en vervolgens wassen van de huid.
  • Bij oogklachten is beoordeling door een oogarts altijd aangewezen.
Lars Bosman
75. Vogelmijt
Kernpunten
  • De vogelmijt is een parasiet die voorkomt in verlaten vogelnesten en kippenschuren.
  • Vogelmijt veroorzaakt jeukende papels, vooral op armen en benen.
  • De aandoening komt vooral voor bij kippenboeren en duivenmelkers.
  • Na verwijdering van de besmettingsbron gaat de aandoening vanzelf over.
  • Vogelnesten moeten worden opgeruimd en zo nodig wordt de omgeving behandeld met zeepoplossing en/of toegelaten bestrijdingsmiddelen.
Dianne Nijman
76. Orf/ecthyma contagiosum
Kernpunten
  • Orf (ecthyma contagiosum) is een virale huidaandoening, vooral bij schapen en geiten, die op mensen wordt overdragen door contact met geïnfecteerde dieren.
  • Afwachtend beleid is op zijn plaats gezien de doorgaans spontane genezing.
  • Chirurgisch ingrijpen leidt tot verergering en vertraagde genezing, en moet daarom worden afgeraden.
  • Antibiotische behandeling is alleen geïndiceerd bij een secundaire bacteriële infectie.
Just Eekhof
77. Luis/pediculosis
Kernpunten
  • Hoofdluis wordt hoofdzakelijk via haar-haarcontact overgebracht; er zijn geen aanwijzingen voor verspreiding via de omgeving.
  • Kleerluis wordt overgedragen door het dragen van besmette kleren.
  • Schaamluis wordt gewoonlijk overgedragen bij seksueel contact, maar de overdracht kan ook via handdoeken en beddengoed verlopen.
  • Bij hoofdluis wordt niet-medicamenteuze behandeling middels nat kammen als eerste stap aangeraden. Bij medicamenteuze behandeling heeft dimeticonlotion de voorkeur.
Olga Hortensius
78. Schurft/scabiës
Kernpunten
  • Scabiës wordt gekenmerkt door een symmetrisch polymorf huidbeeld met klassieke ‘gangetjes’ rond de handen en enkels.
  • Jeuk, vooral’s nachts, is de belangrijkste klacht van scabiës.
  • De klachten treden twee tot zes weken na besmetting op als gevolg van een immuunreactie op de mijten en hun excreta.
  • Hygiënische maatregelen zijn van belang voor het succes van de therapie.
  • Permetrinecrème 5 % en ivermectinetabletten zijn gelijkwaardig aan elkaar als eerstekeusbehandeling. Bij de keuze spelen meerdere factoren een rol. De behandeling bestaat uit een eerste en tweede behandeling (na 7 dagen).
  • Behandel ook gelijk ieder risicocontact mee.
  • Jeuk tijdens de behandeling is normaal als gevolg van het uiteenvallen van de mijten. Dit dient goed uitgelegd en zo nodig behandeld te worden.
Frederike Bierens
79. Hirsutisme
Kernpunten
  • Hirsutisme is een respons van de haarfollikels op androgene stimulatie en moet onderscheiden worden van hypertrichose, dat onafhankelijk is van androgenen.
  • De meest voorkomende oorzaak is het polycysteusovariumsyndroom, waarbij meestal ook anovulatie of oligomenorroe optreedt.
  • Een mild, geleidelijk progressief hirsutisme (over jaren) met een intacte menstruele cyclus is nagenoeg altijd benigne.
  • Idiopathisch hirsutisme kan behandeld worden met laserbehandeling, elektrocoagulatie, lokale behandeling of eventueel de anticonceptiepil.
Annemarije Kruis
80. Haaruitval/alopecia
Kernpunten
  • Uitval van 50–100 haren per dag is normaal.
  • Onderscheid diffuse haaruitval (zoals alopecia androgenetica) van pleksgewijze haaruitval.
  • Pleksgewijze haaruitval kan worden veroorzaakt door alopecia areata, plukken aan haren (trichotillomanie), tractie aan haren (tractiealopecia), littekenvorming (alopecia atrophicans) of een dermatomycose.
  • Chronische ziekten, gebruik van medicijnen of hormonale veranderingen kunnen na drie maanden diffuse haaruitval geven; na eliminatie van de oorzaak is binnen zes maanden normale haargroei te verwachten.
  • Bij alopecia androgenetica heeft medicamenteuze therapie een beperkt effect.
Floris van der Beek
81. Ringworm van het hoofd/tinea capitis
Kernpunten
  • Kenmerkend voor tinea capitis zijn een of meer kale plekken met afgebroken haren op het behaarde hoofd, bedekt met grijswitte schilfers.
  • De aandoening kan op iedere leeftijd voorkomen, maar treft vooral kinderen < 11 jaar.
  • Bij beperkte erupties volstaat lokale behandeling met een imidazolpreparaat.
  • Bij uitgebreide erupties is systemische behandeling met terbinafine of itraconazol noodzakelijk.
  • Tinea capitis is besmettelijk door verspreiding van besmette huidschilfers.
Jeroen Tichelaar
82. Roos/seborroïsch eczeem
Kernpunten
  • Seborroïsch eczeem is een chronische recidiverende huidaandoening, gekenmerkt door erytheem met korsten of schilfering, op plaatsen waar zich actieve talgklieren bevinden. Hoofdroos (pityriasis capitis) is waarschijnlijk een variant van seborroïsch eczeem.
  • Voorkeursplaatsen van seborroïsch eczeem zijn de hoofdhuid (‘roos’), nasolabiale plooien, andere lichaamsplooien, de baardstreek, de wenkbrauwen, de wimpers, de gehoorschelpen en -gangen, retroauriculair, presternaal en interscapulair.
  • De voornaamste klachten van seborroïsch eczeem zijn jeuk, roodheid van de hoofdhuid en schilfering.
  • Bij lichte vormen van seborroïsch eczeem op de hoofdhuid (hoofdroos) kan vrij verkrijgbare zinkpyrithionhoudende shampoo tweemaal per week geadviseerd worden.
  • Geef bij ernstiger vormen tweemaal per week ketoconazolhoofdgel of dagelijks corticosteroïden.
Lars Bosman
83. Splinter onder nagel
Kernpunten
  • Bij gezonde personen is er geen ruimte tussen nagelplaat en nagelbed, waardoor een splinter op deze plaats gemakkelijk klem komt te zitten.
  • Het is altijd noodzakelijk de splinter te verwijderen. De keuze van het instrumentarium is afhankelijk van de aard van het splintermateriaal.
  • Met name bij vegetatieve materialen (hout, stekels, doornen) moet men ernaar streven de splinter zo snel mogelijk te verwijderen.
Esther Kort
84. Blauwe nagel/subunguaal hematoom
Kernpunten
  • Een hematoom onder de nagel kan veel pijn veroorzaken, die soms uren later begint.
  • Als het hematoom klein is en geen pijn veroorzaakt, hoeft het niet te worden behandeld.
  • Bij veel pijn kan men een klein gaatje in de nagel maken waardoor het ongestolde bloed weg kan stromen en de druk tussen nagel en nagelbed vermindert.
  • Met een boortje, een paperclip, een wegwerpnaald of een elektrocauter kan gemakkelijk een klein gaatje geboord worden.
Theo Voorn
85. Traumatische nagelluxatie
Kernpunten
  • Voor de vorming van een nieuwe nagel zijn een glad nagelbed en een intacte nagelriem van groot belang.
  • Wanneer een nagel onder de nagelriem geluxeerd is, kan de nagel beter worden verwijderd.
  • Een bloeding van het nagelbed kan efficiënt gestelpt worden met huidlijm.
  • Het duurt ongeveer vier à vijf maanden voordat een complete nieuwe nagel gevormd is.
Rob van der Spruit
86. Brosse nagels/fragilitas unguium
Kernpunten
  • Bij brosse nagels is de normaal gevormde nagel aangetast (bijv. door schoonmaakmiddelen) of is de vorming van de nagelplaat verstoord (zoals bij infecties en anemie).
  • Bij de idiopathische vorm, die vooral bij vrouwen ouder dan 50 jaar voorkomt, kan geen oorzaak worden vastgesteld.
  • Adviseer brosse nagels regelmatig in gehydreerde toestand te knippen en aansluitend te vijlen.
  • Biotinesuppletie 5–10 mg per dag voor 3–6 maanden kan een positief effect hebben op de hardheid en stevigheid van de nagels.
Abdullah Khaar
87. Witte stippen en strepen in de nagel/leukonychia punctata en leukonychia striata
Kernpunten
  • Witte stippen in de nagel zijn onschuldig en worden vooral veroorzaakt door microtraumata.
  • Ze behoeven geen therapie en gaan vanzelf over.
  • Witte strepen in de nagel kunnen eveneens veroorzaakt worden door microtraumata, maar kunne ook het gevolg zijn van chemotherapie en systemische aandoeningen zoals nierfalen.
Hester Schuuring
88. Schimmelinfectie van de nagel/onychomycose
Kernpunten
  • Onychomycose is een infectie van een of meer nagels door schimmels of gisten met geelwitte verkleuring, verdikking en soms dystrofie of loslating van de nagel tot gevolg;
  • een onychomycose geneest niet spontaan.
  • Bij alleen cosmetische klachten is behandeling medisch gezien niet noodzakelijk; onychomycose is over het algemeen een onschuldige aandoening die weinig klachten geeft.
  • Als er gekozen wordt voor een behandeling, dan geef je bij infectie van de teennagel terbinafine 1dd 250 mg gedurende drie maanden en bij een infectie van een vingernagel itraconazol 1dd 200 mg gedurende zes weken.
Roeland Watjer
89. Groene nagel
Kernpunten
  • De verwekker van een groene nagel is meestal Pseudomonas aeruginosa.
  • Een nagelkweek is weinig specifiek en gevoelig voor contaminatie.
  • Predisponerende factoren zijn onychomycose, trauma, psoriasis, kunstnagels, nagelbijten en hyperhidrose.
  • Lokale therapie is de beste behandeling.
Saskia Valstar
90. Klauwnagel (onychogrypose)
Kernpunten
  • Een klauwnagel is een verdikte en scheefgegroeide nagel.
  • De aandoening komt meestal voor aan de nagel van de grote teen bij ouderen.
  • Een klauwnagel wordt meestal veroorzaakt door herhaald microtrauma van het nagelbed.
  • Onderliggende pathologie kan vaatlijden of diabetes zijn.
  • Behandeling bestaat uit pedicure of chirurgische verwijdering van de nagel.
Tobias Bonten

Keel-, neus- en oorgebied

Voorwerk
91. Hoesten
Kernpunten
  • Acute hoest wordt meestal veroorzaakt door een bovensteluchtweginfectie, waarbij een antibioticum niet zinvol is.
  • Indien er geen oorzaak gevonden kan worden, spreekt men van aspecifieke hoest.
  • Alleen bij klachten van maagzuur of gastro-oesofageale reflux is een maagzuurremmer geïndiceerd.
  • Chronische, aspecifieke hoestklachten kunnen verbeteren met behulp van logopedie.
Geertje de Boer
92. Ziekte van Pfeiffer/mononucleosis infectiosa
Kernpunten
  • Mononucleosis infectiosa is een virusinfectie die met name bij adolescenten en jongvolwassenen voorkomt en gekenmerkt wordt door de trias keelpijn, koorts en lymfadenopathie.
  • Eventuele serologie dient na de tweede ziekteweek plaats te vinden om de kans op een foutnegatieve uitslag te verkleinen.
  • Behandeling is gericht op symptoombestrijding, waarbij een klinisch relevant effect van corticosteroïden en antivirale therapie niet is aangetoond.
  • Adviezen om besmetting te voorkomen zijn zinloos, omdat een groot deel van de algemene bevolking het Epstein-Barr-virus kan verspreiden.
Bregje Korpershoek
93. Bof/parotitis epidemica
Kernpunten
  • Bof komt vooral voor bij personen die langer dan tien jaar geleden tegen bof zijn gevaccineerd.
  • Complicaties van bof, zoals orchitis, oöforitis en irreversibele doofheid, kunnen ook optreden zonder een voorafgaande parotitis.
  • De behandeling van bof en eventuele complicaties is symptomatisch; bij doofheid zou behandeling met prednisolon en antivirale middelen overwogen kunnen worden.
  • Bof is een meldingsplichtige infectieziekte.
  • Niet of onvolledig gevaccineerde personen, vooral nieuwe studenten, kunnen bij de GGD een BMR-inhaalvaccinatie krijgen.
Rosanne van Gestel
94. Witte brokjes in de keel/detritus tonsillaris
Kernpunten
  • In de tonsillaire crypten kunnen zich etensresten, bacteriën en epitheelcellen verzamelen, waardoor in de crypten witte brokjes zichtbaar worden.
  • Deze witte brokjes zijn onschuldig en behoeven zelden behandeling.
  • Bij foetor ex ore (halitose) moet gekeken worden naar de behandelmogelijkheden.
Saskia Hullegie
95. Graat in de keel
Kernpunten
  • In een minderheid van de gevallen (< 20 %) is een visgraat direct zichtbaar bij inspectie en kan deze meteen worden verwijderd.
  • Complicaties zijn zeldzaam, maar kunnen levensbedreigend worden.
  • Aanvullend radiologisch onderzoek heeft in het acute moment vaak geen toegevoegde waarde.
  • Endoscopische verwijdering, en dus verwijzing, is direct aangewezen als er vermoedelijk een visgraat in de keel zit die niet binnen bereik is voor de huisarts.
Bernadette van Asbeck
96. Heesheid/dysfonie
Kernpunten
  • Heesheid door een acute laryngitis is meestal het gevolg van een bovensteluchtweginfectie of van sterke overbelasting van de stem gedurende een korte periode.
  • Bij heesheid door chronische laryngitis zijn roken en geforceerd stemgebruik de belangrijkste oorzaken.
  • Laryngoscopie is geïndiceerd wanneer de heesheid langer dan 3–6 weken bestaat bij patiënten van 50 jaar en ouder, in verband met de kans op larynxcarcinoom.
Edmond Walma
97. Snurken
Kernpunten
  • Het is van belang een onderscheid te maken tussen primair snurken en snurken als symptoom van obstructief slaapapneu (OSA).
  • Bij een vermoeden van OSA is verwijzing geïndiceerd.
  • Bij primair snurken volstaan meestal conservatieve maatregelen, zoals gewichtsreductie, beperking van roken, alcohol en sedativa en verbetering van de neuspassage.
  • Mandibulaire repositieapparaten zijn ook effectief.
Lara de Vries
98. Bloemkooloor/cauliflower ear
Kernpunten
  • Een bloemkooloor is het gevolg van een auriculair hematoom of een perichondritis.
  • Snelle ontlasting van een hematoom of puspocket in de acute fase is van groot belang om permanente misvorming van de oorschelp te voorkomen.
  • Heeft zich inmiddels een bloemkooloor gevormd, dan is dit alleen chirurgisch te corrigeren.
Joop Groenen
99. Verkoudheid/coryza
Kernpunten
  • Luchtdeeltjes en druppels bij uitademing en contact met handen of voorwerpen zijn de belangrijkste transmissiebronnen van verhoudheid.
  • Bij verkoudheid volstaat uitleg dat het om een onschuldige luchtweginfectie gaat, die vanzelf geneest en waarbij antibiotica niet nodig zijn.
  • Neusdruppels met decongestiva hebben een kortdurend effect op de neusverstopping.
  • Vitamine C heeft een gering effect op de duur van de klachten.
Willy Graffelman, Just Eekhof
100. Hooikoorts/allergische rinitis
Kernpunten
  • Hooikoorts is een IgE-afhankelijke allergische reactie op stuifmeelkorrels (pollen) van grassen, planten of bomen in de lucht.
  • Anamnestische gegevens zijn leidend voor het stellen van de diagnose hooikoorts.
  • Afhankelijk van welke klachten op de voorgrond staan (rinitis of conjunctivitis) kan worden gekozen voor een neusspray en/of oogdruppels.
  • Bij incidentele klachten van rinitis heeft een lokaal of oraal antihistaminicum de voorkeur, bij intermitterende klachten wordt een keuze gemaakt tussen een antihistaminicum of een corticosteroïd neusspray
  • Bij ernstige klachten kan het best worden gestart met een corticosteroïd neusspray.
Susanne Boers
101. Neusbloeding/epistaxis
Kernpunten
  • Maak onderscheid tussen neusbloedingen waarbij de oorzaak in de neus zelf ligt, en neusbloedingen als uiting van een aandoening elders in het lichaam.
  • Bloedingen uit de locus Kiesselbachi op het neusseptum komen het vaakst voor.
  • De essentiële handelingen bij neusbloedingen zijn: zitten in de schrijfhouding, stolsels uitsnuiten, daarna dichtdrukken onder het os nasale.
  • Bij ernstige bloedingen is tamponneren (met kant-en-klare tampons) noodzakelijk.
Froukje Boukes, Edmond Walma
102. Rhinophyma
Kernpunten
  • Rhinophyma is een rode tot paarse verkleuring van de neus met teleangiëctasieën, verwijde follikelopeningen en hyperplasie van de huid van de neus.
  • Rhinophyma wordt beschouwd als een eindstadium en subtype van rosacea.
  • Rhinophyma verdwijnt niet uit zichzelf.
  • Medicamenteuze behandeling heeft weinig effect.
  • De therapie van eerste keuze is chirurgisch (elektrochirurgie, excisie (met of zonder huidreconstructie), lasertherapie, dermabrasie, cryochirurgie of combinaties van deze therapieën).
Rinske Bakker
103. Prop in het oor/cerumenprop
Kernpunten
  • Cerumen in de gehoorgang is pas een probleem als de cerumenprop de gehoorgang volledig afsluit en tot gehoorklachten, pijn of tot een verstoppingsgevoel leidt.
  • Bij patiënten met een trommelvliesperforatie kan het oor niet worden uitgespoten.
  • Oorsmeer hoeft in principe alleen verwijderd te worden als het klachten geeft.
  • In de meeste huisartsenpraktijken wordt oorsmeer verwijderd door uitspuiten met handwarm water (circa 37 °C).
Lars Bosman, Just Eekhof
104. Surfersoor/exostosis externa
Kernpunten
  • Een surfersoor is een exostose van het gehoorkanaal, die vooral voorkomt bij sporters die vaak met koud water of koude wind in aanraking komen.
  • Door belemmerde afvloed van vocht en vuil is het risico op otitis externa vergroot.
  • Bij progressie van de aandoening kan een geleidingsgehoorverlies optreden.
  • Het beleid is gericht op preventie van progressie van de aandoening door adequate oorbescherming tijdens watersporten.
Martijn Sijbom
105. Chondrodermatitis nodularis helicis
Kernpunten
  • Chondrodermatitis nodularis helicis (CNH) is een onschuldige, maar hardnekkige aandoening.
  • Kenmerkend is een pijnlijke nodulus op de helix of antihelix.
  • CNH is meestal unilateraal en komt met name voor bij mensen ouder dan 50 jaar.
  • CNH moet onderscheiden worden van cutane maligniteiten.
  • Chirurgische behandeling heeft het hoogste succespercentage.
Nadine Ramakers
106. Oorlelontsteking
Kernpunten
  • Acute ontsteking van een oorlel berust meestal op een bacteriële infectie bij het dragen van oorsieraden.
  • Chronische ontsteking van oorlel berust meestal op een contactallergie, vaak voor nikkel.
  • Vaak volstaan verwijdering van het oorsieraad en behandeling met desinfectantia.
  • Bij impetiginisatie of erysipelas is antibiotische behandeling noodzakelijk.
Harm van Marwijk
107. Trommelvliesperforatie
Kernpunten
  • Trommelvliesperforaties worden meestal veroorzaakt door infectie of trauma.
  • Pijn in het oor en gehoorverlies zijn de meest voorkomende klachten.
  • Zonder behandeling geneest het trommelvlies meestal binnen een aantal weken.
  • Verwijzing naar de kno-arts is geïndiceerd bij een persisterende perforatie na 4–6 weken.
  • Wanneer de trommelvliesperforatie niet spontaan geneest, wordt chirurgische sluiting overwogen.
Britt Jongert
108. Oorpijn bij vliegreizen
Kernpunten
  • Oorpijn bij vliegreizen treedt vooral op wanneer het slijmvlies van de bovenste luchtwegen oedemateus is door ontsteking of allergie.
  • Een barotrauma van het oor ontstaat meestal tijdens het dalen.
  • Het beleid bij barotrauma is in principe afwachtend; decongestieve neusdruppels hebben geen zin.
  • Ter preventie van een barotrauma zijn de valsalvamanoeuvre en het opblazen van een neusballon effectief.
  • Oxymetazoline neusspray helpt nauwelijks om een barotrauma te voorkomen.
Roger Damoiseaux
109. Tinnitus
Kernpunten
  • Tinnitus is een gelokaliseerde geluidssensatie in hoofd of oren, zonder dat er sprake is van een externe geluidsbron.
  • Tinnitus gaat soms over, maar voor veel patiënten wordt het chronisch. Een deel ondervindt ernstige hinder van de klachten.
  • Tinnitus gaat vaak gepaard met gehoorverlies, maar niet altijd. Correctie van gehoorverlies kan tinnitus verminderen.
  • Van belang is goede uitleg over de aard en begeleiding in het beloop.
  • Bij een vermoeden van ernstige onderliggende pathologie of een hoge lijdensdruk is verwijzing geïndiceerd.
  • Van de meeste therapieën is het effect niet in onderzoek aangetoond, of is het bewijs van lage kwaliteit. De huisarts kan vooral aanbieden om proefondervindelijk te kijken of een patiënt er baat bij heeft.
  • Van cognitieve gedragstherapie is aangetoond dat het de kwaliteit van leven van patiënten met tinnitus verbetert.
Annemiek Silven
110. Tubadisfunctie/tubaire catarre
Kernpunten
  • Bij tubadisfunctie raakt de ventilatie-, beschermings- en/of klaringsfunctie van de buis van Eustachius verstoord, waardoor onder andere de drukregulatie van het middenoor faalt.
  • Bij tubadisfunctie is de effectiviteit van intranasaal gebruikte xylomethazoline, corticosteroïden en antihistaminica niet aangetoond.
  • Auto-inflatie met een ballon is mogelijk wel effectief bij volwassenen met tubadisfunctie, ook bij otitis media met effusie en klachten na een vliegreis.
Anke Buhler-van Zuijlen
111. Benigne paroxismale positieduizeligheid
Kernpunten
  • Benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD) wordt gekenmerkt door aanvallen van draaiduizeligheid die worden uitgelokt door veranderingen in de stand van het hoofd.
  • Wanneer de huisarts er ervaring mee heeft, is de Epley-test een eenvoudige en aangetoond effectieve methode om de duizeligheidsklachten bij BPPD te verminderen.
  • De patiënt kan thuis zelf de Epley-beweging doen.
  • Vestibulaire revalidatie i.c.m. met de Epley-test kan zorgen voor een lagere recidiefkans.
  • Medicatie heeft geen aangetoond effect bij BPPD.
Anna-Marie Leemeyer

Ogen

Voorwerk
112. Chalazion
Kernpunten
  • Een chalazion geeft, in tegenstelling tot een hordeolum, bijna nooit pijnklachten.
  • De helft van de chalazia geneest spontaan met conservatief beleid.
  • Bij een atypisch beeld of een recidief op dezelfde plaats is histologisch onderzoek geïndiceerd.
  • Wanneer besloten wordt tot behandeling, zijn een corticosteroïdinjectie en chirurgische incisie gelijkwaardige alternatieven.
Melanie van Biemen
113. Strontje/hordeolum
Kernpunten
  • Een hordeolum is een acuut ontstaan, pijnlijk abcesje in een ooglid.
  • Meestal perforeert het abcesje spontaan binnen 1–2 weken, waarna genezing volgt.
  • Wanneer spontane perforatie uitblijft, kan een incisie met een vaccinostyle uitkomst bieden.
  • Antibiotische oogdruppels zijn niet effectief.
Tobias Bonten
114. Ontstoken oogleden/blefaritis
Kernpunten
  • Kenmerkend voor blefaritis is de schilfering tussen de oogharen.
  • Blefaritis is meestal chronisch recidiverend en bijzonder hardnekkig.
  • Basisbehandeling van blefaritis is adequate ooglidhygiëne.
  • Bij duidelijke tekenen van infectie of onvoldoende effect van ooglidhygiëne is lokale antibiotische behandeling met fusidinezuur-ooggel aangewezen.
Henk de Vries
115. Droge-ogensyndroom
Kernpunten
  • Oorzaak van droge ogen is een wisselende combinatie van verminderde traanproductie en een verhoogde verdamping van de traanfilm
  • Paradoxaal overmatig tranen komt regelmatig voor.
  • De klachten zijn gewoonlijk goed door de huisarts te behandelen, maar niet te genezen. De belangrijkste maatregelen zijn ooglidrandhygiëne en regelmatig gebruik van kunsttranen in de vorm van druppels, gel of zalf.
  • Bij onvoldoende reactie op de therapie of bij alarmsymptomen, zoals pijn en lichtschuwheid, verwijst de huisarts naar de oogarts.
Jan de Waard
116. Tranende ogen
Kernpunten
  • Een eenzijdig tranend oog is vaak het gevolg van een gestoorde afvoer.
  • Als beide ogen tranen is er vaker sprake van reflectoir tranen door verhoogde verdamping.
  • Bij reflectoir tranen door verhoogde verdamping zijn kunsttranen effectief.
  • De oogarts kan een hinderlijk tranend oog door gestoorde afvoer met diverse technieken behandelen.
Jan de Waard
117. Lasogen, sneeuwblindheid/keratoconjunctivitis photoelectrica
Kernpunten
  • Bij lasogen en sneeuwblindheid is er sprake van een epitheliale beschadiging van de cornea en conjunctivae ten gevolge van overmatige blootstelling aan UV-straling.
  • De beschadiging van de cornea geeft het gevoel alsof er zand in het oog zit, met soms extreme pijn met lichtschuwheid en blefarospasmen.
  • Op grotere hoogte is het risico op sneeuwblindheid groter vanwege een hogere stralingsintensiteit.
  • De klachten zijn meestal binnen 12–24 uur verdwenen.
  • In de eerste 12 uur kunnen bij ernstige pijnklachten lokale anesthetica (oxybuprocaïne 0,4 % druppels) gebruikt worden.
Rosanne van Gestel
118. Subconjunctivaal hematoom
Kernpunten
  • Een subconjunctivaal hematoom ontstaat door het springen van een conjunctivaal of episcleraal bloedvat.
  • Kenmerkend is een meestal unilaterale, scherp begrensde lakrode verkleuring van (een deel van) het oogwit.
  • Visusvermindering en pijn passen niet bij een subconjunctivaal hematoom.
  • Een subconjunctivaal hematoom verdwijnt spontaan binnen twee tot drie weken.
Imme Smid
119. Pterygium
Kernpunten
  • Een pterygium is meestal gelokaliseerd aan de nasale zijde van het oog, maar komt ook temporaal voor.
  • UV-straling en blootstelling aan zonlicht lijken belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van een pterygium.
  • Als een pterygium de visus niet bedreigt, volstaat een afwachtend beleid; symptomen kunnen worden behandeld met lokale antihistaminica of kunsttranen.
  • Terughoudendheid is geboden bij resectie van een pterygium om cosmetische reden, omdat het risico op een recidief groot is.
Pien Venema
120. Vuiltje in het oog/corpus alienum oculi
Kernpunten
  • Beoordeel een patiënt met een corpus alienum in het oog op dezelfde dag.
  • Bij chemisch oogletsel dient het oog zo snel mogelijk gedurende 10–15 minuten gespoeld te worden met kraanwater.
  • Bij normale visus is een ernstige beschadiging van cornea of lens onwaarschijnlijk.
  • Na verwijdering van het corpus alienum is eenmalige toediening van chlooramfenicol oogzalf meestal voldoende.
  • Corneadefecten genezen meestal na 24–48 uur.
  • Een oogverband bespoedigt de genezing niet.
Samantha Vogel
121. Mouches volantes
Kernpunten
  • Mouches volantes zijn vaak hinderlijk, maar onschuldig. Ze worden meestal veroorzaakt door een fysiologisch verouderingsproces van het glasvocht.
  • Meestal zijn mouches volantes binnen vier weken verdwenen. Als ze zeer hinderlijk blijven, kan de oogarts het eventueel behandelen.
  • Plotseling veel mouches volantes, lichtflitsen, visusdaling, gezichtsveldverlies en niet met het beeld meebewegende vlekken zijn alarmsymptomen voor een retinascheur.
  • Stel bij fysiologische mouches volantes de patiënt gerust, maar geef altijd duidelijke informatie over de alarmsymptomen.
Mariken Stegmann
122. Xanthelasma palpebrarum
Kernpunten
  • De oorzaak van xanthelasma palpebrarum is niet bekend.
  • De helft van de patiënten met xanthelasmata heeft ook hypercholesterolemie, dus screenend bloedonderzoek is zinvol.
  • Verwijdering van de plaques is vanwege het goedaardige karakter alleen geïndiceerd bij cosmetische bezwaren en heeft een hoge kans op recidieven.
Willian van Dijk
123. Hangende oogleden/dermatochalasis
Kernpunten
  • Bij dermatochalasis is de huid van het bovenooglid te ruim, hangt af of ligt op of over de wimpers.
  • Dermatochalasis moet onderscheiden worden van ptosis.
  • Naast cosmetische bezwaren kan dermatochalasis leiden tot een gezichtsveldbeperking.
  • Blefaroplastiek is een effectieve behandeling; nieuwere niet-chirurgische behandelingen hebben meestal tijdelijk effect.
Bas Aldewereld, Tobias Bonten
124. Rimpels
Kernpunten
  • Rimpelvorming ontstaat door huidveroudering.
  • Blootstelling aan zonlicht en roken zijn de belangrijkste risicofactoren voor de vorming van rimpels.
  • Maak onderscheid tussen dynamische en statische rimpels, en tussen fijne en diepe rimpels.
  • Fijne rimpels kunnen behandeld worden met vitamine A-zuurderivaten; pas wel op voor lokale irritatie.
  • Voor diepe rimpels is geen medicamenteuze behandeling beschikbaar. Voor overige technieken kan een patiënt naar een privékliniek/cosmetisch centrum.
  • Adviseer ter preventie om overmatig zonlicht te vermijden, dagelijks zonnebrand te gebruiken en niet te roken.
Wida Haidari

Mond

Voorwerk
125. Bijtfibroom
Kernpunten
  • Het bijtfibroom is een niet-pijnlijke, stevige of zachte goedaardige verdikking van het bindweefsel in de mond.
  • Het bijtfibroom ontstaat vrijwel altijd door mechanische irritatie.
  • Het bijtfibroom is over het algemeen onschuldig.
  • In geval van twijfel zijn excisie en weefselonderzoek aangewezen.
Floor den Boer
126. Mucocele in de mond
Kernpunten
  • Een mucocele is een goedaardige, met slijmerig speeksel gevulde zwelling in de mondholte die uitgaat van de speekselklieren.
  • Van de mucoceles resorbeert 30–44 % spontaan binnen enkele maanden.
  • Ervaren huisartsen kunnen kleine mucoceles op de onderlip zelf verwijderen.
  • Indien een mucocele elders is gelokaliseerd, groter is of als er twijfel bestaat, is verwijzing naar een kno-arts of kaakchirurg geïndiceerd voor chirurgische excisie.
Patricia Bougie-de Leeuw
127. Mondbranden
Kernpunten
  • Bij idiopathisch of primair (‘echt’) mondbranden zijn de klachten vrijwel altijd dubbelzijdig, zijn er geen zichtbare slijmvliesafwijkingen en is er geen duidelijke onderliggende oorzaak aan te wijzen.
  • Secundair mondbranden doet zich voor op een bepaalde plaats in de mond, is meestal tot één zijde beperkt en heeft soms een onderliggende systemische oorzaak. Het klachtenpatroon wijkt geheel af van dat van primair mondbranden.
  • Mondbranden kan de kwaliteit van leven sterk negatief beïnvloeden.
  • In geval van idiopathisch mondbranden zijn informatie, begripvolle aandacht en geruststelling belangrijk.
  • In onderzoek wordt een beperkt effect gezien van cognitieve gedragstherapie.
  • Bij sommige patiënten verdwijnen de klachten weer even spontaan als ze gekomen zijn.
Janneke Kaatee
128. Droge mond/xerostomie
Kernpunten
  • Een droge mond komt vaak voor bij ouderen, maar is ook op die leeftijd niet fysiologisch.
  • De meest voorkomende oorzaak van een droge mond is het gebruik van anticholinergica.
  • Een droge mond kan ook veroorzaakt worden door aandoeningen van het centrale zenuwstelsel of van de speekselklieren, en door dehydratie.
  • Symptomatische behandeling bestaat uit het regelmatig drinken van kleine hoeveelheden water, het vermijden van droge, zware voeding, alcohol en roken, en door het stimuleren van de speekselproductie door kauwgom en zure producten.
  • Mucinebevattend kunstspeeksel is effectief, maar niet langer dan twee uur.
Hanneke Oltheten
129. Foetor ex ore
Kernpunten
  • Een slechte adem ontstaat in het overgrote deel van de gevallen in de mondholte.
  • Vluchtige zwavelverbindingen veroorzaken de slechte mondgeur.
  • Goede mondhygiëne, voldoende eten en drinken en vermijding van causale genees-, genots- en/of voedingsmiddelen voorkomt een slechte adem.
  • Er zijn diverse zelfzorgmiddelen beschikbaar, maar overtuigend bewijs voor de effectiviteit ontbreekt.
Anne van Leeuwen
130. Fissuurtong
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een fissuurtong zijn groeven, vooral op de tongrug, die zich naar lateraal kunnen uitstrekken.
  • Soms komt een fissuurtong voor bij bepaalde aandoeningen, zoals psoriasis, het syndroom van Down en Sjögren-syndroom.
  • Meestal is de oorzaak onduidelijk en wordt het beschouwd als een variant van de normale tongarchitectuur.
Muthher Al-Rushdy
131. Zwarte haartong/lingua villosa nigra
Kernpunten
  • Bij de zwarte haartong is er sprake van een abnormale bruine/zwarte verkleuring van het dorsale oppervlak van de tong met een verlenging van de tongpapillen.
  • Predisponerende factoren zijn onder andere slechte mondhygiëne, roken, alcohol, thee-/koffiegebruik en spoelen met mondwater dat oxiderende middelen bevat.
  • De aandoening verdwijnt vaak vanzelf binnen enkele dagen tot weken.
  • Als behandeling wordt het borstelen of het afschrapen van de tong vaak geadviseerd.
Laura van der Heide
132. Landkaarttong/lingua geographica
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een landkaarttong zijn de van plaats wisselende gladde plekken die soms omgeven zijn door wittige zones of lijntjes.
  • De oorzaak is onbekend; de aandoening komt vaker voor bij oraal gebruik van corticosteroïden en lithium.
  • Meestal blijft een landkaarttong gedurende het hele leven aanwezig, maar er kunnen lange periodes voorkomen waarbij de afwijking niet zichtbaar is.
  • De aandoening geeft doorgaans geen klachten en is volkomen onschuldig.
  • Uitleg en geruststelling volstaan meestal; symptomatische behandeling is zelden nodig.
Bas van Beek
133. Tandvleesontsteking/gingivitis
Kernpunten
  • Gingivitis is een ontsteking van de gingiva, het tandvlees of tandslijmvlies van een of meer gebitselementen en is bijna altijd een gevolg van een toename van tandplaque.
  • Parodontitis, een diepere ontsteking van de steunweefsels van de tanden, wordt altijd voorafgegaan door gingivitis.
  • Poetsen tussen de tanden, flossen en consequent gebruik van tandenstokers voorkomen plaque en tandsteen.
  • De enige juiste behandeling van chronische gingivitis bestaat uit het verwijderen van de infectiebron, de tandplaque en tandsteen, door de tandarts of mondhygiënist.
Mark Huizinga
134. Speekselsteen/sialolithiasis
Kernpunten
  • Meestal bevinden speekselstenen zich in de glandula submandibularis.
  • Het beleid bij speekselstenen is in eerste instantie conservatief: ruime vochtinname, lokale warmte, massage van de speekselklier en harde, zure snoepjes om de speekselvloed te bevorderen.
  • Een speekselsteen kan een ontsteking veroorzaken met pijn, zwelling en roodheid in het gebied van de betreffende klier, en pus uit de betreffende afvoergang.
  • Bij vermoeden van een speekselklierontsteking zijn antibiotica geïndiceerd.
Sela Bekker
135. Aften/stomatitis aphthosa
Kernpunten
  • De oorzaak van aften is onduidelijk.
  • Aften genezen meestal spontaan binnen twee weken; de behandeling richt zich op symptoombestrijding.
  • Bij een aspecifiek beloop moet een onderliggende aandoening overwogen worden.
  • Er bestaat geen preventieve behandeling ter voorkoming van recidieven.
Hanneke Oltheten, Tobias Bonten
136. Ragaden aan de mondhoeken/perlèches
Kernpunten
  • Ragaden komen vaak voor bij verhoogde speekselvloed en likken aan de mondhoeken.
  • Candida albicans en Staphylococcus aureus zijn de meest voorkomende pathogenen.
  • Patiënten met huidaandoeningen, zoals atopisch eczeem, seborroïsch eczeem en psoriasis, en patiënten met een kunstgebit hebben vaker last van ragaden.
  • Behandeling met barrièrecrème, antimycotische crème of eventueel antibiotische crème is meestal effectief.
  • De aandoening kan zeer hardnekkig zijn en heeft vaak een chronisch recidiverend beloop.
Jasper Rieter
137. Dermatitis perioralis
Kernpunten
  • De precieze oorzaak van dermatitis perioralis is onbekend; extrinsieke factoren die de aandoening kunnen luxeren zijn steroïden en cosmetica.
  • Na het wegnemen van de luxerende factoren verdwijnt de aandoening meestal vanzelf.
  • Indifferente crèmes kunnen de klachten verzachten.
  • Alleen in ernstige gevallen is behandeling met orale antibiotica geïndiceerd.
Bas Fürst
138. Koortslip/herpes labialis
Kernpunten
  • Voor immuuncompetente patiënten is herpes labialis een onschuldige, maar vaak hinderlijke aandoening die in ongeveer zeven tot tien dagen spontaan geneest waarbij een patiënt meestal geen medische hulp zoekt.
  • Aciclovircrème, gestart in de prodromale fase, bekort de genezingsduur met ongeveer een dag.
  • Antivirale medicatie (crème of oraal) gestart voor expositie aan een uitlokkende factor zou enige bescherming tegen herpes labialis kunnen bieden. Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van zonnebrandcrème met SPF 30 op een zonnige dag.
  • Orale antivirale middelen kunnen op de lange termijn het aantal recidieven beperken.
  • Herpes labialis is besmettelijk voor patiënten die niet eerder met het virus besmet zijn, en voor personen met een verzwakt immuunsysteem.
Michelle Verheijden
139. Bruxisme/tandenknarsen
Kernpunten
  • Tandenknarsen doet men meestal tijdens de oppervlakkige slaap.
  • De gevolgen van tandenknarsen zijn slijtage van de tanden, kaakpijn en disfunctie van het tand- en kaakstelsel.
  • Er bestaat geen oorzakelijke behandeling voor tandenknarsen.
  • Een opbeetplaat leidt niet tot vermindering van het tandenknarsen, maar geeft wel goede bescherming tegen gebitsslijtage.
  • Voor beoordeling van het gebit en mogelijk tandweefselverlies is verwijzing naar de tandarts noodzakelijk.
Isabella Hoogslag
140. Slotklachten van de kaak/temporomandibulaire disfunctie
Kernpunten
  • Een patiënt met temporomandibulaire disfunctie presenteert zich bij de huisarts met klachten van of rondom het kaakgewricht.
  • Diagnostisch geeft temporomandibulaire disfunctie pijn bij het bewegen van de onderkaak in verschillende richtingen en/of tegen weerstand in.
  • Conservatieve behandeling (voorlichting) heeft bij 80 % van de patiënten positief effect.
  • Een opbeetplaat kan vermindering van depijn in het temporomandibulaire gewricht geven.
Yannick van der Leeden

Romp

Voorwerk
141. Opboeren/ructus
Kernpunten
  • Ructus of (op)boeren is een fysiologisch fenomeen waarbij overtollige lucht of een overmaat aan gas vanuit de maag via slokdarm en mond wordt uitgestoten.
  • Het voorschrijven van gasreducerende preparaten is niet zinvol, aangezien er geen sprake is van een abnormale hoeveelheid intragastrisch of intestinaal gas.
  • Aerofagie, waarbij veel lucht wordt ingeslikt, kan onschuldig zijn, maar kan ook een uiting zijn van een gedragsstoornis of angst.
  • Bij chronisch (op)boeren richt het beleid zich op het doorbreken van de vicieuze cirkel door uitleg over de werking van het inslikken van lucht.
  • Voor de gedragsstoornis aerofagie bestaat geen standaardtherapie. Mogelijkheden zijn gedragstherapie en logopedie.
Femke van Haalen
142. Hik/singultus
Kernpunten
  • Acute hik komt veel voor. Het wordt meestal veroorzaakt door maagdilatatie en gaat doorgaans vanzelf over. Adviezen ter voorkoming van recidief richten zich op veelvoorkomende uitlokkende factoren.
  • Persisterende en chronische hik heeft veel impact op de kwaliteit van leven. Primair dient de onderliggende oorzaak gezocht en behandeld te worden. Soms is een verwijzing naar de kno-arts of internist aangewezen. Niet altijd wordt een oorzaak gevonden.
  • Bij ernstige hikklachten waarvan de oorzaak niet behandeld kan worden, kan symptomatische behandeling met baclofen, metoclopramide of gabapentine overwogen worden.
Hannah la Roi-Teeuw
143. Syndroom van Gilbert
Kernpunten
  • Het syndroom van Gilbert is erfelijke aandoening van de bilirubinestofwisseling.
  • Het is doorgaans een toevalsbevinding bij oriënterend laboratoriumonderzoek of op basis van icterus.
  • Icterus kan gedurende het gehele leven intermitterend aanwezig zijn bij onder andere infectie, lichamelijke inspanning, vasten, overmatig alcoholgebruik of als gevolg van een chirurgische ingreep.
  • Het syndroom van Gilbert is een onschuldige aandoening die niet behandeld hoeft te worden.
Joline de Sévaux
144. Borstzwelling bij mannen/gynaecomastie
Kernpunten
  • Gynaecomastie is overmatige ontwikkeling van de mannelijke borstklieren.
  • Gynaecomastie komt frequent voor bij pasgeborenen, pubers en mannen > 50 jaar, en is vaak fysiologisch.
  • Bij mannen in andere leeftijdsgroepen bij wie gynaecomastie zich snel ontwikkelt, moet aan een onderliggende oorzaak gedacht worden.
  • Onderliggende oorzaken van gynaecomastie zijn medicamenten, voedingssupplementen of anabole steroïden, lever-, nier- en schildklieraandoeningen, primair of secundair hypogonadisme, en in zeldzame gevallen een testistumor of mammacarcinoom.
  • Bij idiopathische gynaecomastie volstaat in de meeste gevallen geruststelling en een afwachtend beleid; op oudere leeftijd kan indien gewenst, chirurgische therapie uitkomst bieden.
  • Gynaecomastie geeft geen verhoogd risico op borstkanker.
Annelieke Petrus
145. Pijnlijke borsten/mastopathie
Kernpunten
  • Mastopathie is een verzamelbegrip dat diverse klachten en aandoeningen van een of beide borsten omvat, zowel bij mannen als bij vrouwen.
  • Doorgaans duiden bilaterale pijnklachten van de borst bij jongere vrouwen niet op een maligniteit.
  • Bij eenzijdige pijnklachten van de borst, zeker bij palpabele afwijkingen en bij oudere vrouwen, moet een maligniteit worden uitgesloten.
  • Hormonale anticonceptie kan bij mastopathie soms aanmerkelijke verbetering geven.
Truuske de Bock, Just Eekhof
146. Galactorroe
Kernpunten
  • Wat betreft oorzaak is galactorroe in vier groepen te verdelen: medicamenteus, fysiologisch, idiopathisch en pathologisch.
  • Galactorroe kan gepaard gaan met hyperprolactinemie, maar dat hoeft niet.
  • Persisterende en ongewenste galactorroe is te behandelen met een dopamineagonist, zoals cabergoline.
  • Het is belangrijk pathologische oorzaken te herkennen. Veelal is er sprake van onschuldige oorzaken.
  • Pathologische oorzaken moeten overwogen worden bij amenorroe of hypogonadisme, bij een sterk verhoogde prolactinespiegel en bij andere richtinggevende klachten, zoals hoofdpijn en visusstoornissen.
Annemarije Kruis
147. Tepelkloven, fissurae mammae
Kernpunten
  • Goed aanleggen en goede begeleiding bij het aanleggen tijdens de eerste dagen zal aanhoudende pijnklachten veelal voorkomen. Het is de beste preventie van pijnlijke tepels en/of tepelkloven.
  • Een te vochtig milieu vertraagt de wondgenezing. Er wordt geadviseerd de tepels goed te drogen na elke voeding en pads regelmatig te verwisselen.
  • Verwijs bij voortdurende pijnklachten naar de lactatiekundige voor een grondige analyse van eventuele pijnklachten en van het totale borstvoedingsbeleid.
  • Wat betreft de behandeling van tepelkloven is nooit aangetoond dat gebruik van crèmes of zalf de voorkeur heeft boven niets doen.
Maartje Hoogerwerf
148. Artrose van het sternoclaviculaire gewricht
Kernpunten
  • Kenmerkend voor artrose van het sternoclaviculaire gewricht is een harde zwelling op de overgang van sternum naar clavicula.
  • De aandoening komt vooral voor bij oudere vrouwen.
  • Meestal volstaan uitleg en geruststelling, soms is pijnstilling nodig.
  • Bij alarmsignalen, zoals gewichtsverlies, malaise en koorts, is nader onderzoek nodig.
Tobias Bonten
149. Syndroom van Tietze
Kernpunten
  • Het syndroom van Tietze is een pijnlijke lokale ontsteking en/of zwelling van de kraakbeenverbindingen van het sternoclaviculaire gewricht of de bovenste sternocostale gewrichten.
  • De aandoening is onschuldig en meestal verdwijnen de klachten spontaan binnen enkele weken tot maanden.
  • Het beleid bestaat uit goede voorlichting, zo nodig aangevuld met analgetica.
  • Bij alarmsignalen, zoals snelle groei van de zwelling, vermoeidheid, (onbedoeld) gewichtsverlies, koorts of nachtzweten, is nader onderzoek nodig.
Thom Bongaerts
150. Ribcontusie/gebroken rib
Kernpunten
  • Bij een gekneusde of gebroken rib bestaat pijn en soms dyspneu door beschadiging van ribben en/of weke delen, meestal als gevolg van een trauma.
  • In principe volstaat een conservatieve behandeling met adequate pijnstilling en advies.
  • Bij oudere patiënten moet men bedacht zijn op het ontstaan van complicaties, zoals respiratoire insufficiëntie of een pneumonie.
Annemarije Kruis
151. Zwevende-ribsyndroom
Kernpunten
  • Het zwevende-ribsyndroom is een onschuldig fenomeen met pijnklachten laag thoracaal of in de bovenbuik.
  • Het wordt vaak niet herkend, wat leidt tot overdiagnostiek.
  • Met de Hooking-manoeuvre kan de aandoening worden aangetoond. Een echo kan de diagnose ondersteunen als er een abnormale beweging van het kraakbeen gezien kan worden.
  • Voor behandeling volstaat meestal met een conservatief beleid, houdingsadviezen en zo nodig pijnstilling.
  • Wanneer conservatief beleid onvoldoende is, kan een blokkade plaatsvinden en eventueel zelfs een operatie waarbij de onderste ribben worden verwijderd.
Ageeth Doets-Herber
152. Sinus pilonidalis van de navel
Kernpunten
  • Sinus pilonidalis van de navel moet overwogen worden bij klachten van pijn en afscheiding bij de navel.
  • Belangrijke risicofactoren zijn een diepliggende navel, mannelijk geslacht, jongvolwassen leeftijd, overbeharing, positieve familieanamnese, het dragen van strakke kleren, overmatig zweten en slechte persoonlijke hygiëne.
  • In de meeste gevallen is conservatieve behandeling middels haarextractie en reinigen van de navel voldoende.
  • Bij ernstige symptomen of twijfel aan de diagnose moet verwezen worden.
Joep Ponten, Jeroen Ponten
153. Pijnlijk stuitje/coccygodynie
Kernpunten
  • Coccygodynie wordt gedefinieerd als pijn in en rond het os coccygis (stuitbeentje), die erger wordt door zitten en die niet duidelijk uitstraalt.
  • Bij het merendeel van de patiënten kan geen pathologie worden aangetoond.
  • Obesitas, leeftijd, vrouwelijk geslacht en trauma zijn risicofactoren voor coccygodynie.
  • Behandeling van eerste keuze blijft conservatieve behandeling. Niettemin kan laagdrempelig verwezen worden naar de fysiotherapeut voor bekkenbodemfysiotherapie, manuele therapie en/of shockwave-therapie.
  • Als niets helpt, kan de specialist een ganglionblokkade, radiofrequente ablatie of (partiële) coccygectomie toepassen.
Jolien Huisman
154. Sinus pilonidalis in de bilnaad
Kernpunten
  • Kenmerkend voor de sinus pilonidalis is een rode, drukpijnlijke zwelling in de natus (bilnaad) met purulente afvloed.
  • Obesitas, hirsutisme, roken en een zittend beroep zijn risicofactoren voor een sinus pilonidalis.
  • Acute behandeling van een geabcedeerde sinus pilonidalis is incisie en drainage.
  • Patiënten met een symptomatische sinus pilonidalis kunnen het beste verwezen worden voor chirurgisch excisie.
Melissa Klep
155. Anusfissuur/fissura ani
Kernpunten
  • Een anusfissuur is een radiaire, ischemische, ulceratie van het anoderm.
  • Voorlichting over regelmatige en gemakkelijke stoelgang is voor de behandeling van primair belang.
  • Geef bij obstipatieklachten voedingsadvies, eventueel ook laxantia en bij pijn kortdurend lidocaïnecrème.
  • Indien de fissuur na vier weken niet is genezen, heeft diltiazemcrème 2dd de voorkeur boven isosorbidedinitraatcrème 5dd.
  • Verwijs de patiënt bij onvoldoende verbetering na acht weken voor eventuele chirurgische behandeling.
Els Wieten
156. Aambeien/hemorroïden
Kernpunten
  • Rectaal bloedverlies berust meestal op onschuldige aandoeningen, zoals aambeien (hemorroïden).
  • Hemorroïden worden ingedeeld in vier graderingen, waarbij graad-1-aambeien alleen zichtbaar zijn bij proctoscopie (en graad-4-aambeien niet manueel gereponeerd kunnen worden).
  • Leefstijladviezen en ondersteunende lokale therapie vormen de hoeksteen van de behandeling van hemorroïden.
  • Bij hardnekkige klachten is ligatuur met rubberband aangewezen.
  • Overweeg operatief ingrijpen bij aanhoudende klachten en/of persisterende prolaps.
Jean Muris, Sara Kuiper
157. Perianale jeuk/pruritus ani
Kernpunten
  • De belangrijkste oorzaak van pruritus ani is fecale verontreiniging van de perianale huid.
  • Pruritus ani is bij ongeveer een kwart van de patiënten idiopathisch.
  • Goede hygiëne is van belang: deppen met natte doekjes (zonder alcohol of parfums) en daarna de huid goed drogen.
  • Het gebruik van zeep, schuimbaden, enzovoort moet vermeden worden.
  • Het lokaal aan brengen van crèmes met hydrocortison of capsaïcine zijn mogelijk effectief.
Selma Jonkers, Tobias Bonten
158. Proctalgia fugax
Kernpunten
  • Proctalgia fugax is een recidiverende, krampende pijn in het rectum of rondom de anus zonder anatomisch substraat.
  • De pijnaanvallen treden zowel overdag als’s nachts op en duren meestal korter dan een minuut.
  • De aandoening is hinderlijk, maar onschuldig.
  • Druk tegen het perineum en een warm zitbad zouden de pijn kunnen verminderen.
Simone van den Bulk
159. Winderigheid/flatulentie
Kernpunten
  • De gassen bij flatulentie bestaan voornamelijk uit stikstof, zuurstof, kooldioxide, waterstof en methaan. De onaangename geur wordt veroorzaakt door andere gassen, zoals zwavelwaterstof en ammoniakgas.
  • In de meeste gevallen kan worden volstaan met het geven van informatie en adviezen.
  • Het nut van een vezelrijk dieet en lichaamsbeweging bij darmklachten is onduidelijk.
  • Er bestaat geen zinvolle farmacotherapie die bij flatulentie geadviseerd kan worden.
Just Eekhof
160. Giardia lamblia-infectie/giardiasis
Kernpunten
  • Kenmerkend voor giardiasis zijn (plakkerige) diarree, buikkrampen en gewichtsverlies.
  • DNA-diagnostiek middels PCR op feces kan de diagnose bevestigen.
  • Giardiasis is in principe een zelflimiterende aandoening.
  • Bij klachten wordt is metronidazol de behandeling van eerste keuze.
Juul Leijssen
161. Aarsmaden/enterobiasis
Kernpunten
  • 10–30 % van alle mensen draagt aarsmaden bij zich, meestal zonder klachten.
  • Soms veroorzaakt enterobiasis (peri)anale of vaginale jeuk, maar in het algemeen geen buikpijn.
  • Wanneer geen herbesmetting optreedt, verdwijnt de besmetting spontaan binnen vier tot zes weken.
  • Bij indicatie voor medicamenteuze behandeling is mebendazol de eerste keus.
Olga Hortensius
162. Worminfecties: spoelworm, zweepworm en lintworm
Kernpunten
  • Spoel-, lint- en zweepwormen komen endemisch voor in Nederland.
  • Een infectie met de lintworm Taenium solium kan cysticercose veroorzaken; daarom moet bij lintworminfecties altijd de juiste soort worden bepaald.
  • Spoel- en zweepwormen worden behandeld met mebendazol.
  • Bij lintwormen is niclosamide het middel van eerste keuze.
Sandor Klis
163. Dysmenorroe
Kernpunten
  • Klachten bij dysmenorroe (pijnlijke menstruatie) zijn naast buikkrampen en rugpijn vooral hoofdpijn, misselijkheid en braken, en stemmingsstoornissen.
  • Dysmenorroe wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een verhoogde prostaglandinespiegel, wat leidt tot een verheviging van uteruscontracties.
  • Eenvoudige middelen, zoals lokale warmte en paracetamol, zijn vaak effectief om de klachten te verminderen.
  • NSAID’s zijn de krachtigste analgetica om de buikkrampen te verminderen.
  • Orale anticonceptiva (combinatiepreparaten van de eerste en tweede generatie) zijn effectief om klachten van dysmenorroe te verminderen.
Pieter Barnhoorn
164. Premenstrueel syndroom
Kernpunten
  • Het premenstrueel syndroom (PMS) wordt gedefinieerd als symptomen van lichamelijke en/of psychische aard die het normale leefpatroon verstoren en samenhangen met de menstruatiecyclus.
  • Alle meisjes en vrouwen die menstrueren kunnen PMS krijgen. Het komt vooral voor tussen de 35 en 45 jaar. Naar schatting heeft ongeveer 5 % van alle vrouwen tussen de 15 en 45 jaar last van PMS.
  • Veelvoorkomende klachten zijn pijnlijke en gespannen borsten, een opgeblazen gevoel, vocht vasthouden, prikkelbaarheid, stemmingswisselingen, somberheid, vermoeidheid of een gebrek aan energie.
  • De diagnose wordt gesteld op basis van de anamnese. Het wordt aangeraden om de vrouw aanvullend een klachtendagboek (PMS-kalendertest) te laten bijhouden.
  • Het beleid bestaat primair uit voorlichting en leefstijladvies. Bij onvoldoende effect, bij grote hinder en als medicamenteuze behandeling gewenst is, is behandeling met een oraal anticonceptivum eerste keuze (indien geen zwangerschapswens)
Madelon van Tilborg-den Boeft, Pieter Barnhoorn
165. Ovulatiepijn
Kernpunten
  • Ovulatiepijn is een kortdurende pijn midden tussen twee menstruaties bij de ovulatie.
  • Ovulatiepijn is op zich onschuldig en gaat vanzelf over.
  • Het is belangrijk ovulatiepijn te onderscheiden van een aantal ernstige diagnoses, zoals appendicitis en extra-uteriene graviditeit.
  • De anticonceptiepil kan worden gegeven om desgewenst de ovulatie te onderdrukken.
Koen Romijn
166. Uitstellen van de menstruatie
Kernpunten
  • De vraag om het uitstellen van de verwachte spontane menstruatie of van de onttrekkingsbloeding wordt vaak gesteld om niet-medische redenen en soms om medische redenen.
  • Vrouwen die een eenfasepreparaat gebruiken, kunnen dat zonder stopweek veilig blijven gebruiken tot het gewenste moment van de onttrekkingsbloeding, voor maximaal een jaar.
  • Vrouwen die een driefasenpil gebruiken kunnen doorgaan met de laatste zeven tabletten van een nieuwe strip, waarna een stopweek moet worden ingelast.
  • In het geval van spotting bij het continu doorgebruiken van anticonceptie wordt geadviseerd om vier tot zeven stopdagen in te lassen.
  • Vrouwen die geen anticonceptiepreparaat gebruiken, kunnen starten met een progestageen, uiterlijk drie dagen voor de te verwachten menstruatie, en de menstruatie maximaal veertien dagen uitstellen.
Marian van den Brink
167. Zwangerschapsgerelateerde bekkengordelpijn
Kernpunten
  • 90 % van de zwangeren met bekkengordelpijn is binnen drie weken na de bevalling grotendeels hersteld.
  • Er is beperkt bewijs dat patiënten met aanhoudende bekkengordelpijn na de bevalling baat hebben bij stabiliserende oefeningen onder leiding van een bekkentherapeut.
  • Er is sterk bewijs dat het verstrekken van informatie en het dragen van een bekkenband een positief effect heeft op bekkengordelpijn tijdens de zwangerschap.
  • Er is geen bewijs dat de behandeling van bekkengordelklachten post partum die langer dan zes maanden aanhouden, anders moet zijn dan die van lagerugpijn die niet zwangerschapsgerelateerd is.
Jan Mens
168. Verzakking/uterovaginale prolaps
Kernpunten
  • Er is sprake van een prolaps als een of meer organen van het kleine bekken vanuit de normale positie naar beneden of voorwaarts zijn verplaatst.
  • De keuze van behandeling hangt sterk af van de ernst van de klachten, het stadium van verzakking en de wensen van de patiënt.
  • Bij lichte tot milde prolaps zijn bekkenbodemspieroefeningen of een pessarium bewezen effectieve behandelingen.
  • Er is geen bewijs voor vaginale toediening van oestrogenen in combinatie met een pessarium.
  • Bij aanhoudende klachten die niet reageren op fysiotherapie of een pessarium, kan de huisarts de patiënte verwijzen voor operatieve therapie.
Suzanne van Markus-Floor
169. Bartholin-cyste
Kernpunten
  • Een Bartholin-cyste is een zwelling aan de binnenzijde van de labia minora als gevolg van verstopping van de afvoergang van een van de twee vochtproducerende klieren van Bartholin.
  • De klieren bevinden zich bilateraal in het vulvovaginale gebied op ongeveer 04:00 en 08:00 uur posterolateraal van de vagina-ingang en zijn ongeveer 1,5 cm lang.
  • Een Bartholin-abces wordt veroorzaakt door polymicrobiële infecties, meestal door commensale bacteriën, maar er kan ook een soa in het spel zijn.
  • Voor asymptomatische Bartholin-cysten bij vrouwen < 40 jaar is over het algemeen geen interventie nodig.
  • Bij een pijnlijk abces geeft incisie en drainage verlichting van de pijnklachten.
Esther Hendriks-Sijstermanns
170. Waterbreuk/hydrocele
Kernpunten
  • Onderzoek van een zwelling in het scrotum dient zowel staand als liggend plaats te vinden.
  • Een hydrocele is bij doorlichting doorschijnend (diafaan).
  • Bij twijfel kan echografie duidelijkheid geven omtrent lokalisatie en mogelijke oorzaak van scrotale zwelling.
  • Indien een hydrocele geen klachten geeft, hoeft deze niet te worden behandeld.
Merijn Rijk
171. Spermatocele
Kernpunten
  • Een spermatocele is een pijnloze, spermabevattende cyste van de afvoerkanaaltjes van de epididymis.
  • Bij onderzoek van de testis en epididymis kan een spermatocele los van de testikel worden gepalpeerd als een cysteuze zwelling die zich aan de boven-achterzijde van de testis bevindt.
  • Voor zover bekend, verdwijnen spermatoceles over het algemeen niet spontaan en gaan ze ook niet in regressie.
  • Interventie voor een spermatocele is zelden geïndiceerd. Wanneer er geen klachten zijn, kan een afwachtend beleid worden geadviseerd. Ze beïnvloeden de fertiliteit niet.
  • Behandelingsmogelijkheden zijn punctie in combinatie met sclerotherapie en chirurgische verwijdering.
Berend Koene
172. Ejaculatio praecox
Kernpunten
  • Ejaculatio praecox houdt in dat de ejaculatie vrijwel altijd binnen één minuut voor of tijdens vaginale penetratie optreedt en gepaard gaat met het onvermogen hierover controle te kunnen uitoefenen.
  • Psychosociale problemen zijn, in tegenstelling tot wat men vroeger dacht, secundair aan vroegtijdige zaadlozing.
  • Medicamenteuze behandeling is alleen geïndiceerd bij de primaire vorm van ejaculatio praecox.
  • Een SSRI is bij medicamenteuze behandeling de eerste keus
Chantal van Oosterhout
173. Acute epididymitis
Kernpunten
  • Bij een acuut ontstane pijn in de bijbal moet, vooral bij jongeren, een torsio testis worden uitgesloten.
  • Ga bij volwassenen uit van een infectieuze oorzaak van de epididymitis, te weten een soa of urineweginfectie.
  • Neem voor antibiotische behandeling een urinemonster af voor kweek of, bij vermoeden van een soa, PCR-onderzoek.
Marco Blanker
174. Genitale wrat/condyloma acuminatum
Kernpunten
  • Condylomata acuminata worden veroorzaakt door de niet-oncogene humane papillomavirussen HPV-6 en HPV-11.
  • De belangrijkste besmettingsroute is seksueel contact.
  • In principe zijn condylomata acuminata zelflimiterend: 90 % verdwijnt binnen twee jaar.
  • Bij behandeling is podofyllotoxine de eerste keus.
Ingeborg Cornelissen-van der Jagt
175. Bloed in sperma/hemospermie
Kernpunten
  • Hemospermie is het vóórkomen van bloed in het ejaculaat.
  • Hemospermie is meestal benigne. Veel aandoeningen kunnen hemospermie veroorzaken, maar meestal wordt geen oorzaak gevonden.
  • Bij eenmalige hemospermie < 40 jaar, zonder bijkomende klachten of afwijkingen bij lichamelijk onderzoek, wordt een afwachtend beleid gevoerd.
  • Bij eenmalige hemospermie bij mannen ≥ 40 jaar, is een rectaal toucher en (na adequate counseling) PSA-bepaling geïndiceerd.
  • Bij onverklaarde persisterende hemospermie of bijkomende klachten is urologische evaluatie geïndiceerd.
Ron Glotzbach
176. Blaaspijnsyndroom/interstitiële cystitis
Kernpunten
  • Kenmerkend voor het blaaspijnsyndroom of interstitiële cystitis is pijn in de onderbuik die toeneemt met de blaasvulling.
  • Bij onderzoek bevinden zich in de urine vaak leukocyten en erytrocyten, maar een bacteriële infectie kan niet worden aangetoond.
  • De diagnose blaaspijnsyndroom is een diagnose per exclusionem.
  • Er bestaat geen ultieme effectieve behandeling en derhalve lijkt een multidisciplinair zorgmodel de beste aanpak.
Carlijn Vermeer
177. Pearly penile papules
Kernpunten
  • Pearly penile papules zijn kleine, gladde, koepelvormige of spitse papels op de corona van de glans penis, vaak in een rij gerangschikt.
  • De aandoening is volkomen onschuldig en niet besmettelijk.
  • Behandeling is in principe niet nodig.
  • Bij wens tot behandeling kan cryotherapie of lasertherapie worden toegepast.
Beatrijs Hoorweg
178. Spaanse kraag/parafimose
Kernpunten
  • Parafimose is een pijnlijke afklemming van de glans penis door het niet terug kunnen schuiven van de voorhuid, waarbij de oorzaak vaak iatrogeen is.
  • De behandeling bestaat uit het verminderen van het oedeem en vervolgens het terugschuiven van de voorhuid.
  • Voor het verminderen van het oedeem zijn verschillende technieken beschreven, waarbij manuele compressie middels verband of met ijs in de eerste lijn het meest geschikt is.
  • Verwijzing naar een uroloog is geïndiceerd indien behandeling onsuccesvol is.
Bregje Korpershoek
179. Priapisme
Kernpunten
  • Priapisme is een ongewenste persisterende erectie.
  • Priapisme is vrijwel altijd ischemisch (veneus) en zelden niet-ischemisch (arterieel).
  • Kenmerkend voor ischemisch priapisme is pijn en het risico op blijvende schade; acuut ingrijpen door een uroloog is dan ook aangewezen.
  • Niet-ischemisch priapisme is niet pijnlijk en wordt vaak veroorzaakt door een trauma; acuut ingrijpen is niet noodzakelijk.
  • Patiënten met sikkelcelziekte lopen een verhoogd risico op ischemisch priapisme.
Ruben Lanjouw
180. Ziekte van Peyronie
Kernpunten
  • Kenmerkend voor de ziekte van Peyronie is een plaatselijke verdikking van het bindweefsel van de penis met als gevolg een scheefstand in erectie.
  • De ziekte treft vooral mannen van 40–60 jaar.
  • Spontane verbetering komt weinig voor; vaak is operatief ingrijpen noodzakelijk.
  • Chirurgische interventie is pas zinvol wanneer de ziekte zich gestabiliseerd heeft (meestal een jaar na aanvang van de klachten).
Pieter Barnhoorn
181. Pijnlijke nachtelijke erecties/erectio nocturna dolorosa
Kernpunten
  • Pijnlijke nachtelijke erecties worden gekenmerkt door pijn diep in de penis tijdens de remslaap, terwijl de erecties tijdens gemeenschap en masturbatie pijnloos zijn.
  • Pijnlijke nachtelijke erecties kunnen leiden tot een verstoord slaappatroon met gevolgen overdag, zoals vermoeidheid, concentratieproblemen en somberheid.
  • De pathofysiologie van pijnlijke nachtelijke erecties is onbekend.
  • De acute behandeling bestaat uit lichamelijke oefeningen of koelen.
  • Als preventieve medicamenteuze behandeling kan baclofen ingezet worden.
Pieter Barnhoorn
182. Balanitis
Kernpunten
  • De meest voorkomende oorzaak van balanitis is een Candida-infectie. Diabetes mellitus en antibiotica verhogen het risico.
  • Frequent zeepgebruik kan recidiverende balanitis veroorzaken.
  • Overweeg de diagnose lichen sclerosus wanneer een balanitis wordt veroorzaakt door een verworven fimose.
  • Met tweemaal daags reinigen en applicatie van een lokaal antimycoticum geneest 90 % van de patiënten binnen een week.
Marco Blanker
183. Te kleine penis
Kernpunten
  • Een te kleine penis kan drie oorzaken hebben: een micropenis, een buried penis of een als te klein ervaren penis.
  • Maak het onderscheid door de ‘stretched penile length’ te meten: meet de penis onder geringe tractie over de dorsale zijde vanaf de ramus pubis tot de tip van de glans.
  • Besteed in de anamnese aandacht aan mogelijke oorzaken en gevolgen, zoals psychische, sociale en seksuele klachten.
  • Een goed uitgevoerde meting en uitleg over een normale penislengte stelt veel patiënten gerust.
Hilde van den Bosch, Manda van de Ven-de Ridder, Toine Lagro-Janssen

Armen

Voorwerk
184. Acromioclaviculaire luxatie
Kernpunten
  • Een (sub)luxatie van het acromioclaviculaire gewricht (AC-luxatie) gaat gepaard met (partiële) ruptuur van het coracoclaviculaire en het acromioclaviculaire ligament, meestal als gevolg van een trauma.
  • Bij een luxatie van het type Tossy I en Tossy II is de behandeling conservatief: koelen met cold packs, pijnstilling en kortdurend een mitella. Daarmee wordt bij 90 % van de patiënten een goed functioneel resultaat bereikt.
  • Bij type Tossy III wordt ook een afwachtend beleid gevoerd. Alleen bij jonge, zeer actieve individuen van wie nog grote krachtinspanningen te verwachten zijn, kan operatie worden overwogen.
Ewout Heijmans
185. Thoracic-outlet syndrome
Kernpunten
  • Het thoracic-outlet syndrome ontstaat door compressie van de plexus brachialis, de a. subclavia of de v. subclavia.
  • Er wordt een arterieel, veneus en neurogeen compressiesyndroom onderscheiden
  • TOS omvat een symptomencomplex van klachten van de bovenste extremiteit, schouder en/of nek regio, met name pijn, paresthesieën en zwakte, gerelateerd aan elevatie van armen of bewegingen van hoofd en nek.
  • Diagnostiek en behandeling zijn niet eenduidig en staan nog ter discussie.
  • Arterieel en veneus TOS kunnen operatief worden behandeld. Bij neurogeen TOS is conservatieve behandeling vaak voldoende.
Carlijn Eigenhuis
186. Hidradenitis
Kernpunten
  • Hidradenitis suppurativa is een chronisch terugkerende ontsteking van de zweetklieren in lichaamsplooien.
  • Niet-medicamenteuze adviezen staan centraal en kunnen worden aangevuld met medicatie.
  • Abcesdrainage is vaak effectief om de pijn op het moment zelf te verminderen. Er treedt vrijwel altijd een recidief op.
  • Verwijzing naar de dermatoloog is vrijwel altijd geïndiceerd.
Peter Muller, Just Eekhof
187. Saturday-night palsy
Kernpunten
  • Saturday-night palsy is een tijdelijke paralyse van de arm na compressie van de n. radialis ter hoogte van de humerus.
  • Kenmerkend is de afhangende hand (dropping hand); soms is er ook verminderd gevoel tussen duim en wijsvinger.
  • Meestal treedt binnen enkele dagen spontaan herstel op; soms duurt het herstel maanden.
Marlieke Maks, Tobias Bonten
188. Hand-armvibratiesyndroom
Kernpunten
  • Het hand-armvibratiesyndroom komt voor bij mensen die met trilgereedschap werken.
  • Het syndroom wordt gekenmerkt door periodiek verbleken van de vingers, gevoelloosheid, tintelingen en verminderde tactiele discriminatie van de vingers.
  • De prognose is ongunstig; het is een progressieve aandoening en potentieel invaliderend met gevolgen voor ADL-vaardigheden.
  • Wanneer de diagnose hand-armvibratiesyndroom is gesteld, is uitleg over de diagnose en het reduceren van blootstelling aan trillingen essentieel.
Maureen Boveree
189. Ulnaropathie
Kernpunten
  • Ulnaropathie ter hoogte van de elleboog is de op een na meest voorkomende mononeuropathie van de arm.
  • Gevoelloosheid en paresthesie in de ringvinger en pink staan op de voorgrond.
  • Waarschijnlijk dragen langdurige druk of flexie van de elleboog bij aan de klachten.
  • Bij lichte tot matige klachten volstaat een conservatieve behandeling.
  • Bij aanhoudende, progressieve klachten en/of spierzwakte moet een operatie overwogen worden.
Daisy Pors
190. Studentenelleboog/bursitis olecrani
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een bursitis olecrani is een flucturende zwelling op de elleboog.
  • Busitis olecrani kan ontstaan door niet-infectieuze of infectieuze oorzaken.
  • Het beleid bij een niet-infectieuze bursitis is afwachtend. Een corticosteroïdinjectie wordt niet aanbevolen.
  • Start bij infectieuze bursitis een empirische antibiotische behandeling met flucloxacilline indien er geen ernstige klachten zijn zoals uitgebreide cellulitis, abcesvorming of ernstige algemene ziekteverschijnselen.
Manon Anthonio
191. Roeierspols/intersection syndrome
Kernpunten
  • De roeierspols is een overbelastingblessure aan de dorsoradiale zijde van de onderarm.
  • De aandoening komt veel voor bij sporters of beroepsbeoefenaars die de pols herhaaldelijk in palmair- en dorsaalflexie brengen tegen weerstand.
  • Conservatieve behandeling met relatieve rust, pijnstilling en eventueel immobilisatie leidt vrijwel altijd tot het gewenste resultaat.
  • De aandoening wordt vaak verward met tendovaginitis van De Quervain.
Matthijs Baas
192. Ganglion
Kernpunten
  • Een ganglion is een fluctuerende, cysteuze zwelling in een gewrichtskapsel of een peesschede.
  • Met inspectie en palpatie is de diagnose vrijwel altijd zonder aanvullend onderzoek te stellen.
  • Een ganglion gaat in de helft van de gevallen spontaan in regressie.
  • Chirurgische verwijdering geeft een kleiner risico op recidief dan aspiratie.
Pascal Raats
193. Contractuur van Dupuytren
Kernpunten
  • De contractuur van Dupuytren wordt gekenmerkt door langzaam progressieve nodus- en strengvorming in de handpalm met een flexicontractuur van de vingers.
  • Er is geen bewijs voor de effectiviteit van fysiotherpie, spalken of injecties in de eerste lijn.
  • Verwijs patiënten met een behandelwens en een functionele beperking, snelle progressie of neurologische klachten.
  • Als behandeling in de tweede lijn wordt met een selectieve fasciëctomie overmatig bindweefsel rondom de buigpees weggesneden. Als alternatief is percutane naaldfasciotomie minder invasief met een vlotter herstel, maar met een hogere recidiefkans.
Manuel van der Krans
194. Knuckle pads/tylositas articuli
Kernpunten
  • Knuckle pads zijn fibromateuze subcutane huidafwijkingen bij MCP-, DIP- en vooral de PIP-gewrichten.
  • Knuckle pads komen waarschijnlijk vaak voor en zijn onschuldig.
  • Soms ontstaan knuckle pads door repetitieve traumata.
  • Het beleid is in principe expectatief.
Sjoerd Terpstra
195. Paroxismaal vingerhematoom/syndroom van Achenbach
Kernpunten
  • Het syndroom van Achenbach is een spontaan optredende bloeding aan meestal de buigzijde van een vinger.
  • Oorzaak en pathogenese van het paroxismale vingerhematoom zijn niet bekend.
  • Binnen maximaal twee weken geneest de aandoening spontaan zonder restklachten.
  • De aandoening komt bij vrouwen veel vaker voor dan bij mannen.
Lise Weissberg
196. Fenomeen van Raynaud
Kernpunten
  • Het fenomeen van Raynaud wordt gekenmerkt door een bleke en cyanotische verkleuring van de vingers (of tenen), gevolgd door reactieve hyperemie.
  • Niet alleen kou, maar ook emotionele stress kunnen het Raynaud-fenomeen veroorzaken.
  • Vermijden van koude en vocht, het dragen van handschoenen en warme kleding, het vermijden van uitlokkende medicatie en stoppen met roken zijn belangrijk om de frequentie van aanvallen te reduceren.
  • Voor de behandeling zijn calciumantagonisten eerste keus.
Annelieke Petrus
197. Boutonnièredeformiteit
Kernpunten
  • Een boutonnièredeformiteit is een standafwijking van de vinger die kan ontstaan 10–14 dagen na letsel aan de centrale strekpees ter hoogte van het PIP-gewricht.
  • Bij tijdige herkenning van letsel van de centrale strekpees voorkomt spalkbehandeling de ontwikkeling van een boutonnièredeformiteit.
  • De behandeling van een eenmaal ontwikkelde boutonnièredeformiteit kan langdurig en complex zijn, zeker als er een gefixeerde contractuur is ontstaan.
  • Verwijs naar een (plastisch) handchirurg bij diagnostische twijfel, bij een diepe snijwond met verdenking op peesletsel, bij avulsiefractuur, bij falen van spalktherapie en bij een deformiteit met gefixeerde contractuur.
Stephanie Scholte ter Horst
198. Mallet finger
Kernpunten
  • Een mallet finger is een strekpeesletsel van meestal de derde, vierde of vijfde vinger.
  • Behandeling met een continu gedragen spalk gedurende zes à acht weken is meestal effectief.
  • Ook bij een kleine avulsiefractuur is een spalk eerste keus.
  • Het starten van het spalken kan nog tot drie maanden na het ontstaan van de mallet finger zinvol zijn.
Onur Kaya
199. Vastzittende vishaak
Kernpunten
  • Een vastzittende vishaak komt meestal niet verder dan de huid.
  • Er zijn verschillende methoden om een vishaak te verwijderen, soms is anesthesie noodzakelijk.
  • Na verwijdering van de vishaak worden de wondjes opengelaten.
  • Bij een afgebroken vishaak en bij beschadiging van subcutane structuren kan verwijzing noodzakelijk zijn.
Linda Joosten
200. Ring vast om vinger
Kernpunten
  • De anatomie van de vingers maakt opschuiven gemakkelijk, maar afschuiven moeilijk.
  • Als insmeren met vloeibare zeep of vaseline niet helpt, kan een reepje katoen, een handschoenvinger of een ringzaagtang uitkomst bieden.
  • Strak intapen van distaal naar proximaal doet de zwelling afnemen.
  • Verdenking op een fractuur of tekenen van ischemie zijn redenen voor een verwijzing.
Roosje Basri
201. Skiduim
Kernpunten
  • Bij een skiduim wordt de duim traumatisch geabduceerd, waardoor er letsel optreedt van het ulnaire collaterale ligament van het metacarpofalangeale (MCP-)duimgewricht.
  • Bij onderzoek ziet men zwelling en een hematoom met drukpijn aan de ulnaire zijde van het MCP-gewricht.
  • Om onderscheid te maken tussen een partiële en een complete ruptuur wordt de stabiliteit van de duim onderzocht met een stresstest.
  • Is er geen instabiliteit bij de stresstest, dan is verdere behandeling niet nodig.
  • Bij instabiliteit komen een spalk of chirurgische behandeling in aanmerking.
  • Pijn en zwelling kunnen worden tegengegaan met koude kompressen en zo nodig pijnstilling.
Just Eekhof
202. Artrose van het CMC-I-gewricht
Kernpunten
  • Kenmerkend voor artrose van het CMC-I-gewricht zijn pijn en zwelling van de basis van de duim, gepaard gaande met krachtsvermindering en bewegingsbeperking.
  • De aandoening komt vooral voor bij oudere vrouwen.
  • Anamnese en lichamelijk onderzoek zijn meestal voldoende om de diagnose te stellen.
  • Conservatieve maatregelen (aanpassen activiteiten, NSAID’s, spalken) kunnen de klachten verminderen en de progressie van de artrose vertragen.
Fariba Tokhi
203. Omloop/paronychia
Kernpunten
  • Bij een acute paronychia, waarbij vaak sprake is van een bacteriële infectie, hoeven bij een ontsteking zonder abcesvorming geen extra maatregelen genomen te worden.
  • Kleine, oppervlakkige abcessen moeten geïndiceerd worden; bij uitbreiding van de infectie is orale behandeling met een breedspectrumantibioticum nodig.
  • Chronische paronychia is vaker op basis van mycose of inflammatie. De basis van de behandeling ligt in preventie. Daarnaast wordt vaak lokaal behandeld met antimycotische crème of corticosteroïdcrème.
Saskia Accord-Maass
204. Topletsels van de vinger
Kernpunten
  • Een vingertopletsel is een verwonding van de vingertop, distaal van het DIP-gewricht en zonder peesbeschadiging.
  • Een topletsel ontstaat vaak als gevolg van een crush- of beknellingsverwonding, bijvoorbeeld wanneer een vinger tussen een autoportier of huisdeur komt.
  • Topverwondingen moeten eerst worden gereinigd, waarbij eventuele verontreiniging van de wond wordt verwijderd.
  • In alle gevallen waarbij mogelijk functie- of lengteverlies kan ontstaan, wordt de patiënt naar het ziekenhuis verwezen.
  • Bij alle topverwondingen is het van groot belang dat de patiënt zo snel mogelijk begint met het oefenen van de vinger om eventuele stijfheid en functieverlies zo veel mogelijk te voorkomen.
Anne Linders
205. Mucoïdcyste aan de vinger
Kernpunten
  • Een mucoïdcyste is waarschijnlijk het gevolg van artrose.
  • Wanneer een mucoïdcyste bij een DIP-gewricht lang bestaat, kunnen door druk op de nagelmatrix misvormingen van de nagel ontstaan.
  • In afwezigheid van klachten is het beleid expectatief.
  • Bij indicatie voor interventie geeft chirurgische excisie het kleinste risico op een recidief.
Karlijn van den Brule-Barnhoorn
206. Vinger- en handkloven/tylotisch eczeem
Kernpunten
  • Bij vingerkloven raakt de huid verdikt en droog, waardoor kleine pijnlijke barstjes ontstaan. Dit komt het meest voor in de winter bij koude, droge lucht.
  • Het beleid is erop gericht de barrièrefunctie van de huid te herstellen, in eerste instantie door verdere blootstelling aan irriterende factoren te voorkomen en daarnaast door het gebruik van vette zalven of crèmes.
  • Wanneer deze behandeling niet effectief is, kunnen corticosteroïdhoudende crèmes worden gegeven.
  • Bij twijfel over de oorzaak van het eczeem kan onderzoek op contactallergie worden verricht.
Jeroen van Rijn
207. Nagelbijten/onychophagia
Kernpunten
  • Nagelbijten komt vanaf de kinderleeftijd zeer frequent voor.
  • Nagelbijten kan predisponeren tot het ontstaan van paronychia.
  • Gedragstherapie lijkt een effectieve methode om nagelbijten te behandelen.
Femke Osse

Benen

Voorwerk
208. Dikke enkels/idiopathisch oedeem
Kernpunten
  • Dikke enkels is een veelvoorkomend verschijnsel met een brede differentiaaldiagnose.
  • Bij anamnese en lichamelijk onderzoek moet men nagaan of er aanwijzingen zijn voor een onderliggende ziekte.
  • Als er geen aanwijzingen zijn voor een onderliggende ziekte (wat meestal zo zal zijn), spreekt men van ‘idiopathisch oedeem’.
  • Steunkousen zijn bewezen effectief.
Jet Klunder
209. Lipo-oedeem
Kernpunten
  • Lipo-oedeem is een zeldzame, pijnlijke aandoening, gekenmerkt door excessief subcutaan vet, die vrijwel uitsluitend voorkomt bij vrouwen.
  • Kenmerkend is het cuff sign: de vetdepositie houdt op net boven de enkel of pols.
  • Lipo-oedeem dient te worden onderscheiden van obesitas, chronische veneuze insufficiëntie en lymfoedeem. De diagnose wordt vaak bemoeilijkt omdat lipo-oedeem veelal gepaard gaat met obesitas en veneuze- en lymfeafvloedproblemen.
  • De behandeling dient te bestaan uit conservatieve en eventueel chirurgische interventies. Deze kan bestaan uit een combinatie van manuele lymfedrainage en compressietherapie.
  • Aanvullend is er steeds meer bewijs dat liposuctie onder tumescente lokale anesthesie (LTA) een effectieve behandeling is.
Shannon Kanis
210. Trochanterpijnsyndroom
Kernpunten
  • Kenmerkend voor het trochanterpijnsyndroom is de chronische, intermitterende pijn ter hoogte van de trochanter major van de heup en de laterale zijde van het bovenbeen, soms uitstralend naar de laterale zijde van de knie.
  • Uitlokkende factoren zijn beenlengteverschil, zwakte in de heupspieren, onjuiste techniek bij bewegen, coxartrose en slapen op de aangedane heup.
  • Wanneer adviezen en analgetica onvoldoende vermindering van klachten geven, is fysiotherapie de aangewezen behandeling.
  • Eventueel kan een lokale injectie met corticosteroïden en een anestheticum overwogen worden, maar dit is op de langere termijn even effectief als fysiotherapie.
Saagar Ramessersing
211. Meralgia paraesthetica
Kernpunten
  • Meralgia paraesthetica is een compressieneuropathie van de volledig sensorische n. cutaneus femoris lateralis.
  • Met conservatieve therapie, bestaande uit adviezen, geneest tweederde van de patiënten binnen twee jaar.
  • Bij hardnekkige klachten kan een lokale injectie met corticosteroïden effectief zijn.
  • Bij zeer therapieresistente klachten kan een chirurgische interventie worden overwogen.
Leonie Burgers
212. Kachelbenen/erythema ab igne
Kernpunten
  • Erythema ab igne is een lokale huidafwijking die wordt veroorzaakt door chronische blootstelling aan een warmtebron.
  • Kenmerkend zijn een netvormig patroon van erytheem en na verloop van tijd roodbruine vlekken.
  • De huidafwijking komt vaak voor op de benen, maar kan zich ook voordoen op andere delen van het lichaam.
  • In een vroeg stadium zijn de huidafwijkingen, na wegnemen van de warmtebron, reversibel. Persisterende huidafwijkingen kunnen na lange tijd maligne ontaarden.
Britt Jongert
213. Bursitis prepatellaris
Kernpunten
  • Bursitis prepatellaris of is een al dan niet infectieuze ontsteking van de slijmbeurs van de patella.
  • Het onderscheid tussen infectieuze en niet-infectieuze bursitis is van belang.
  • Een diagnostische punctie is bij twijfel behulpzaam.
  • Aspiratie en intrabursale injectie met steroïden zijn bij chronische, niet-infectieuze bursitis effectief.
  • Een infectieuze bursitis moet (zo mogelijk op basis van een kweek) met antibiotica behandeld worden.
Annejet Warmenhoven
214. Bakerse cyste
Kernpunten
  • Een bakerse cyste, ook wel kniekuilcyste genoemd, is een fluctuerende, niet-pijnlijke zwelling in de knieholte.
  • Bakerse cysten komen vaker voor bij mensen met gonartrose of andere knieklachten.
  • Asymptomatische cysten die bij toeval gevonden zijn, hoeven niet te worden behandeld.
  • Bij geringe klachten kan volstaan worden met rust, elevatie en zo nodig NSAID’s.
  • Bij symptomatische cysten is het vooral van belang de onderliggende intra-articulaire pathologie te diagnosticeren en behandelen.
Saskia van Grondelle
215. Jumper’s knee/patellatendinopathie
Kernpunten
  • Een jumper’s knee (ook wel patellatendinopathie) is een overbelastingsblessure van de knie, waarbij de patellapees is aangedaan.
  • Het komt vooral voor bij sporters die veel springen.
  • In het algemeen leidt rust en het staken van sport in het merendeel van de gevallen tot vermindering van klachten.
  • Op basis van consensus en klinische ervaring kan oefentherapie overwogen worden bij de behandeling van de jumper’s knee.
  • Er is geen bewijs voor aanvullende therapie zoals dry needling of taping.
Mathé Delissen
216. Patellofemoraal pijnsyndroom/retropatellaire chondropathie
Kernpunten
  • Het patellofemorale pijnsyndroom is een klinisch syndroom met pijnklachten aan de voorzijde van de knie, met name bij druk op het patellofemorale gewricht.
  • Kenmerkend is de pijn aan de voorzijde van de knie, die verergert na lang stil zitten en bij de trap af lopen.
  • Oefenen van de m. quadriceps verbetert de klachten en kniefunctie.
Arthur Bohnen
217. Scheenbeenklachten bij sporters
Kernpunten
  • Inspanningsgebonden pijn in en rondom het scheenbeen is een veelvoorkomende sportblessure.
  • De huisarts kan met anamnese en lichamelijk onderzoek onderscheid maken tussen een viertal oorzaken: mediaal tibiaal stresssyndroom, stressfractuur, chronisch compartimentsyndroom en atraumatische klachten van de onderbeenspieren.
  • Bij alle scheenbeenklachten is relatieve rust (‘onder de pijngrens blijven’) de eerste therapeutische maatregel.
Irene Smeeman
218. Zweepslag/coup de fouet
Kernpunten
  • Zweepslag van de kuit wordt veroorzaakt door een (gedeeltelijke) ruptuur van de m. gastrocnemius.
  • Een zweepslag geneest met rust en afwachtend beleid veelal in vier tot zes weken, afhankelijk van de grootte van de ruptuur.
  • Er zijn geen wetenschappelijk onderbouwde behandelingen.
  • Er is geen bewijs dat stretchen een positieve bijdrage levert aan de preventie en behandeling van zweepslag.
Dionne van de Haar, Gideon Smit
219. Nachtelijke kuitkrampen
Kernpunten
  • Nachtelijke kuitkrampen onderscheiden zich van restless legs en spierschokken door de aanwezigheid van pijn.
  • Kinine werkt preventief, maar is gecontra-indiceerd tijdens zwangerschap.
  • Het effect van magnesium bij zwangeren lijkt niet effectief om nachtelijke kuitkrampen te voorkomen.
  • Dagelijkse strekoefeningen kunnen de ernst van nachtelijke kuitkrampen verminderen.
Mirna Chamoro
220. Restless legs/anxietas tibiarum
Kernpunten
  • Het restless legs syndrome (RLS) wordt gekenmerkt door een sterke bewegingsdrang en onaangename sensaties in de benen, vooral tijdens rust en in de nacht.
  • RLS dient te worden onderscheiden van nachtelijke kuitkrampen, waarbij pijn een obligaat kenmerk is.
  • De behandeling in de eerste lijn bestaat uit niet-medicamenteuze adviezen, uitleg en behandeling van een eventuele onderliggende oorzaak.
  • Behandeling met dopamineagonisten is alleen te overwegen bij zeer ernstige klachten, waarbij het effect regelmatig tegen de bijwerkingen moet worden afgewogen.
Timon Geurkink
221. Besenreiservarices
Kernpunten
  • Besenreiservarices zijn verwijde kleine oppervlakkige vaten in de huid die gelijkenis vertonen met een ouderwetse takkenbezem of heksenbezem.
  • Besenreiservarices beperken zich vrijwel altijd tot de onderste extremiteiten.
  • Ze hebben geen hemodynamische betekenis en kennen geen complicaties. Meestal zijn ze asymptomatisch, soms cosmetisch bezwaarlijk.
  • Indien behandeling gewenst is, komen sclerotherapie of lasertherapie het meest in aanmerking.
Karin Smit
222. Oppervlakkige tromboflebitis van het been
Kernpunten
  • Een oppervlakkige tromboflebitis van het been is een trombotische aandoening met meestal een onschuldig en zelflimiterend beloop, ook zonder behandeling.
  • Bij ongeveer 4 % van de patiënten met een tromboflebitis ontstaat diepe veneuze trombose en/of longembolie, meestal al vroeg (binnen een maand) na het optreden van de tromboflebitis.
  • De behandeling is bij de meeste patiënten primair conservatief met pijnstilling en lokale kompressen, tenzij het risico op trombotische progressie hoog wordt geschat.
  • Voor deze laatste groep is antistolling geïndiceerd.
Florien van Royen, Geert-Jan Geersing
223. Tendinopathie van de achillespees
Kernpunten
  • Tendinopathie van de achillespees is meestal een sportblessure.
  • Bij een acute blessure treden de symptomen (pijn, zwelling) snel op en reageren ze zeer goed op koelen en rekoefeningen.
  • Een chronische tendinopathie begint sluipend en reageert niet op oefeningen.
  • Meestal zijn de klachten na zes à acht maanden voorbij. Houden ze langer aan, dan moet verwezen worden naar de reumatoloog, sportarts of chirurg.
  • Iedere vorm van therapie lijkt effectiever dan een afwachtend beleid, waarbij beginnen met kuitspierversterkende oefeningen het meest effectief lijkt.
Stef Bloem
224. Hielspoor/fasciitis plantaris
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een hielspoor is pijn aan de binnen-onderzijde van de hiel bij belasten.
  • Zonder behandeling is 90 % van de patiënten binnen een jaar volledig genezen.
  • Kies, indien nodig, voor een minimaal invasieve, simpele en kosteneffectieve behandeling, zoals rekoefeningen, inlegzolen, nachtspalken of tapen.
  • Invasieve behandelingen, zoals corticosteroïdinjecties en dry needling, worden niet aangeraden.
  • Verwijs naar een orthopeed bij twijfel over de diagnose, een afwijkend beloop en/of afwijkingen van de voet die bijdragen aan de klachten.
Erika Riphagen
225. Morton-neuralgie
Kernpunten
  • Bij Morton-neuralgie is er (branderige) pijn in de intermetatarsale ruimte in de voorvoet.
  • De diagnose wordt meestal gesteld op basis van het klinisch beeld.
  • Schoeiselaanpassingen en gewichtsverlies worden als eerste geadviseerd.
  • Lokale corticosteroïdeninjecties zijn bij ongeveer 50 % van de patiënten na één jaar effectief.
  • De hoogste succespercentages (± 90 %) worden gezien bij chirurgische behandeling.
Sabah Tajjiou
226. Platvoet
Kernpunten
  • Bij een platvoet is er een gedeeltelijk of volledig verlies van het mediale longitudinale voetgewelf.
  • Bij een flexibele platvoet zonder klachten is behandeling niet geïndiceerd.
  • Bij een platvoet met klachten zal in eerste instantie gekozen worden voor een conservatieve behandeling.
  • Meestal kunnen de klachten met goed schoeisel en eventueel steunzolen of orthesen worden behandeld.
  • Bij degeneratieve afwijkingen en overgewicht is gewichtsafname belangrijk.
  • Bij een Charcot-voet en een neuromusculaire platvoet is verwijzing naar de tweede lijn altijd geïndiceerd.
Robin de Bot
227. Hallux rigidus
Kernpunten
  • Een hallux rigidus is een artrose van het MTP-gewricht van de grote teen.
  • De afwijking geeft klachten van zwelling, pijn, stijfheid en verminderde beweeglijkheid in het MTP-gewricht van de grote teen.
  • Bij functieonderzoek vindt men een beperkte beweeglijkheid van de grote teen, vooral in dorsale flexie.
  • In meer dan 50 % van de gevallen is conservatieve behandeling succesvol. Indien dit onvoldoende verbetering geeft, is chirurgische behandeling aangewezen.
Alexander Goudriaan
228. Hallux valgus
Kernpunten
  • De oorzaak van hallux valgus is waarschijnlijk multifactorieel; soms komt de aandoening familiair voor.
  • Hallux valgus moet worden onderscheiden van hallux rigidus, waarbij dorsale flexie van de grote teen pijnlijk is.
  • Conservatieve maatregelen (goed schoeisel, voetoefeningen, steunzolen) zouden de progressie van de afwijking kunnen vertragen.
  • Alleen bij ernstige pijn of hinder is chirurgische interventie aangewezen.
Ella Barg
229. Hamerteen/digitus malleus
Kernpunten
  • Kenmerkend voor een hamerteen is een flexiestand van het proximale interfalangeale gewricht en een hyperextensie van het distale interfalangeale en het metatarsofalangeale gewricht.
  • Maak onderscheid tussen een rigide en een flexibele hamerteen.
  • Klachten van een hamerteen kunnen met drukontlastende conservatieve maatregelen beperkt worden.
  • Klachten van rigide hamertenen kunnen slechts door chirurgisch ingrijpen verlicht worden.
Annejet Warmenhoven
230. Brandende voeten
Kernpunten
  • ‘Brandende voeten’ wordt beschouwd als symptoom van onderliggend lijden en niet als ziekte op zichzelf.
  • Indien bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen duidelijke oorzaak wordt gevonden, is oriënterend bloedonderzoek aangewezen (TSH, glucose, vitamine B1, B6, B12).
  • Het beleid bij brandende voeten richt zich vooral op de onderliggende oorzaak.
  • Goed zittend schoeisel, katoenen sokken en koelen kunnen enige verlichting van de klachten geven.
Floris van de Laar
231. Wintertenen en -handen/perniones
Kernpunten
  • Perniones betreft een door blootstelling aan een lage omgevingstemperatuur veroorzaakt ontstekingsbeeld aan de huid van handen, voeten, de buitenzijde van de bovenbenen of de oren.
  • De chronische vorm moet onderscheiden worden van acute perniones en op perniones lijkende symptomen bij andere ziekten.
  • Er is geen bewezen effectieve medicamenteuze behandeling voor chronische perniones.
Ibo Souwer, Toine Lagro-Janssen
232. Eelt, eeltknobbels en eeltkloven op de voet
Kernpunten
  • Eeltknobbels of callus zijn een hyperkeratosisch gebied van de voetzolen en ontstaan op plaatsen waar de huid van de voet onderhevig is aan overmatige druk en wrijving.
  • De behandeling bestaat in de eerste plaats uit verwijdering van het overtollige eelt, bijvoorbeeld met behulp van een eeltrasp of puimsteen.
  • Salicylzuur verweekt de hoornlaag en kan naargelang de dikte van het eelt worden aangebracht met behulp van pleisters of in crèmes.
  • Eventuele kloven kunnen behandeld worden met een ontsmettende zalf.
Eva Dessing
233. Clavus/eksteroog/likdoorn
Kernpunten
  • Eelt is een reactie van de huid op intermitterende druk en wrijving.
  • Clavi ontstaan daarom als gevolg van abnormale drukverhoudingen, zoals die worden gezien bij anatomische afwijkingen.
  • De combinatie van clavi en diabetes mellitus komt vaak voor (door standafwijkingen aan de voet ten gevolge van de neuropathie van zowel de sensorische als de motorische vezels) en noopt tot grote voorzichtigheid in verband met de verhoogde infectiekans.
  • Het beleid omvat behandeling van de klachten (keratolytica en excisie), wegnemen van de oorzaak en preventie van recidieven.
Marije te Winkel
234. Ingegroeide teennagel
Kernpunten
  • Bij een ingegroeide teennagel groeit de distale rand van de nagel in het omliggende mediale of laterale nagelbed.
  • Wanneer chirurgische behandeling nodig is, is partiële nagelextractie met fenol de behandeling van eerste keus.
  • De effectiviteit van conservatieve behandelingen met plastic gootjes of watten is niet aangetoond.
  • Recht afknippen van de teennagel vermindert het risico op ingegroeide teennagels.
Just Eekhof, Bart van Wijk
235. Zwemmerseczeem/tinea pedis
Kernpunten
  • Zwemmerseczeem manifesteert zich vooral in de ruimte tussen de derde en vierde teen.
  • In veel gevallen is sprake van asymptomatisch dragerschap van dermatofyten.
  • Lokale behandeling met terbinafine is eerste keus; orale medicatie is alleen nodig bij tinea pedis met mocassinpatroon.
  • Het dragen van badslippers in openbare doucheruimtes en zwembaden kan blootstelling aan dermatofyten verkleinen.
Lars Bosman
236. Putjeszolen/pitted keratolysis
Kernpunten
  • Pitted keratolysis is een bacteriële huidinfectie van de voetzolen of handpalmen die vrijwel altijd gepaard gaat met hyperhidrosis.
  • De diagnose wordt gesteld op basis van de specifieke kratervormige putjes en erosies op de voetzolen bij lichamelijk onderzoek.
  • Adviseer het dragen van ventilerend schoeisel en frequent wisselen van sokken.
  • Behandeling met clindamycine- of erytromycinelotion is meestal effectief.
Michel de Regt, Richard den Exter
237. Syndroom van Ledderhose/plantaire fibromatose
Kernpunten
  • Het syndroom van Ledderhose (plantaire fibromatose) is een aandoening waarbij in de bindweefselplaat onder de voet (fascia plantaris) verhardingen optreden.
  • De aandoening kan klachten geven van pijn en/of een knobbel in de voetzool, wat kan leiden tot problemen met het lopen. In zeldzame gevallen leidt de fibromatose tot contracturen van de tenen.
  • De eerste keuze van behandeling is conservatief, waarbij gekozen kan worden voor orthopedische zolen en pijnstilling met NSAID’s.
Willemijn van den Hout
238. Steek van de pieterman
Kernpunten
  • De pieterman is een zeevis die zich overdag ingraaft in het zand, waarbij de stekels van de rugvinnen boven het zand uitsteken. Badgasten kunnen bij het pootje baden in de stekels gaan staan.
  • Een steek van de pieterman wordt als zeer pijnlijk ervaren.
  • Voor de behandeling is het belangrijk zo snel mogelijk het aangedane ledemaat onder te dompelen in zo heet mogelijk water (tot 45 °C) gedurende 30–90 minuten.
Nicolette Noorda
239. Voetblaren
Kernpunten
  • Kleine, niet al te pijnlijke blaren kunnen het best intact worden gelaten.
  • Grote en pijnlijke blaren kunnen ontlast worden door ze na desinfectie aan twee kanten te puncteren. Laat hierbij het blaardak intact.
  • Extra alertheid is geboden bij mensen met diabetes of een immunodeficiëntie.
  • Goed passende schoenen en naad- en stoploze sokken verkleinen het risico op blaarvorming.
Berend Koene
240. Gebroken teen
Kernpunten
  • Een teenfractuur ontstaat meestal door het stoten van de teen of het laten vallen van een voorwerp op de tenen.
  • Bij normale stand en geen verdenking op een fractuur in de grote teen of andere fracturen in de voet of enkel is een röntgenfoto meestal niet nodig.
  • Een conservatieve behandeling door middel van buddytaping is veelal voldoende.
  • Bij verdenking op dislocatie van de fractuurdelen, fracturen van de grote teen of fracturen elders in de voet of de enkel is het wel raadzaam om een röntgenfoto te maken en zo nodig te verwijzen.
Joyce Kwakernaak
Nawerk
Meer informatie
Titel
Kleine Kwalen in de huisartsenpraktijk
Redacteuren
Just Eekhof
Sjoerd Bruggink
Annemarije Kruis
Tobias Bonten
Annelieke Petrus
Copyright
2024
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-2962-5
Print ISBN
978-90-368-2961-8
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2962-5